2.3.9 Accessoires
2.3.9.1. Opwarmen van de carburateur
Het stroomaggregaat is voorzien van carburateurverwarming voor een betere koude start in gebieden waar de
omgevingstemperatuur onder nul kan zakken. Verwarming kan condensatie en ijsvorming op de carburateur voorkomen. De
verwarming wordt ingeschakeld wanneer de thermostaattemperatuur ongeveer onder 4°C is, en uitgeschakeld wanneer de
temperatuur ongeveer boven 16°C stijgt.
De verwarmingsthermostaat is geïntegreerd in de voedingskabel. Figuur 2.29 toont de locatie van de thermostaat in de
voedingsdraad.
Opmerking: Plaats de thermostaat niet in het motorcompartiment van het stroomaggregaat. De thermostaat moet buiten geplaatst
worden, in de buitenlucht.
Eenfasemodellen (EC): Sluit de carburateurverwarming aan op een uitgang die een constante voeding levert van 230 VAC.
Driefasemodellen (TEC): De voeding van de carburateurverwarming is in de fabriek aangesloten op de acculader.
1. Carburateurverwarming (met verwijderd luchtfilter
voor betere zichtbaarheid)
2. Voedingskabel carburateurverwarming
Figuur 2.29: Carburateurverwarming RES 9.5 EC / RES 13 EC / RES 12 TEC
32/73