2.3.13 Werkwijzes (met de ADC controleur)
Methode voor het instellen van de uitgangsfrequentie en -spanning:
Zet de hoofdschakelaar van de generator op "RUN". De motor van het stroomaggregaat start en
de controller toont de bedrijfsuren van de motor.
Ingedrukt
houden:
Wacht ongeveer 5 seconden; het programmaversienummer wordt weergegeven in
plaats van de bedrijfsuren.
Druk op de pijl omlaag en daarna op de pijl omhoog. Herhaal dit twee keer om naar
de instelmodus te gaan. (Deze toetscombinatie dient als "wachtwoord" voor de
controller)
De controller is nu in ruwe instelmodus voor de spanning.
Druk op:
Om de spanning met grote intervallen (ongeveer 5 tot 7 V per stap) te verhogen
of verlagen. (Parameter 1P)
of
Om naar fijninstellingsmodus voor de spanning te gaan.
Om de spanning met kleine intervallen (ongeveer 0,5 tot 0,7 V per stap) te
verhogen of verlagen. (Parameter 1P)
of
Om naar ruwe instelling voor spanningsstabiliteit (versterkingsfactor) te gaan.
Om de spanningsstabiliteit (versterkingsfactor) met grote intervallen te verhogen
of verlagen. (Parameter 2P)
of
Om naar fijninstelling voor spanningsstabiliteit (versterkingsfactor) te gaan.
Om de spanningsstabiliteit (versterkingsfactor) met kleine intervallen te
of
verhogen of verlagen. (Parameter 2P)
Om naar de instellingsmodus voor spanning-/frequentiekoppel te gaan.
(Parameter 3P)
Om naar een hoger of lager spanning-/frequentiekoppel te schakelen:
00=min.; 09=max.
of
Vervolg in figuur 2.37
* De grijze vakjes tonen het teken dat weergegeven wordt op het display van de controller in verband met de geselecteerde
instelling. X in het bovenstaande voorbeeld staat voor elke waarde tussen 0 en 9. De werkelijke waarde kan variëren afhankelijk
van het type stroomaggregaat.
Figuur 2.36: Instellen van de uitgangsfrequentie en -spanning
38/73
Weergave:*
X
X
X
X
X
X
X
1
P
X
X
1
P
X
X
1
P
X
X
2
P
X
X
2
P
X
X
3
P
X
X