GEBRUIK VAN RUITENWISSERS EN -SPROEIERS
1.
Zet de schakelaar (33, Afb. D) in stand 1 om de ruitenwisser aan te zetten en in stand 2 (terugkeer met veer) om de
reinigingsvloeistof op de voorruit te sproeien.
2.
Zet de schakelaar (33, Afb. D) in stand 0 om de ruitenwisser aan te zetten en te stoppen.
GEBRUIK VAN DE VERWARMING VAN DE STUURCABINE
1.
Draai naar wens tegen de klok in aan de hendel (15, Afb. E) voor het aanzetten van de verwarming van de cabine.
2.
Regel de snelheid van de elektroventilator met de hendel (6, Afb. E).
3.
Draai de hendel (15, Afb. E) met de klok mee tot deze niet verder kan om de verwarming uit te zetten.
GEBRUIK VAN DE KLIMAATREGELAAR VAN DE STUURCABINE (*)
(*)
Optioneel
1.
Draai de hendel (5, Afb. E) naar wens van de klimaatregeling van de cabine.
2.
Regel de snelheid van de elektroventilator met de hendel (6, Afb. E).
WERKING VAN HET VERLICHTINGSSYSTEEM
Gebruik de koplampen (35, Afb. D) met de volgende functies om de verlichtingsinstallatie en markeringen aan te zetten:
–
lichten uit, met markering (35b) overeenkomend met symbool O
–
lichten in de aanpositie, met markering (35b) overeenkomend met symbool
–
dimlichten aan, met markering (35b) overeenkomend met symbool
–
grootlichten aan, met markering (35b) overeenkomend met symbool
–
tijdelijk aanzetten van grootlichten, door de hendel (35a) omhoog te zetten
–
inschakeling richtingaanwijzer rechts, door de hendel (35a) naar voren te zetten
–
inschakeling richtingaanwijzer links, door de hendel (35a) naar achteren te zetten
–
inschakelen geluidssignaal, door de hendel (35a) in de richting van de pijl (35c) te zetten
OPMERKING
De dimlichten en het groot licht kunnen worden ingeschakeld als de dieselmotor is ingeschakeld.
OPMERKING
Ontsteken van het licht (46, Afb. G) in de aanzuigmond geschiedt gelijktijdig met het ontsteken van de positiedimlichten
(3).
INSCHAKELING VAN DE REMLICHTEN
De remlichten gaan branden als het servicerempedaal wordt ingedrukt of als de machine in de neutraalstand staat (gaspedaal niet
ingedrukt).
AANZETTEN VAN HET BINNENLICHT
Het binnenlicht (19, Afb. D) aan de binnenkant van de cabine aanzetten door aan de rechter-of linkerkant te drukken op het
binnenlicht. Het binnenlicht gaat uit door het weer in de middenstand te zetten.
AANZETTEN VAN DE BEDRIJFSVERLICHTING VAN DE DERDE BORSTEL
Schakel het werklicht van de derde borstel in met de schakelaar (16, Afb. D) en zet de stuurbediening (35) in de positie voor het
inschakelen van de dimlichten.
INSCHAKELING VAN DE NOODLICHTEN
Schakel de noodverlichting in met de schakelaar (20, Afb. D).
GEBRUIKSAANWIJZING
en hendel (35a) naar beneden
RS 1301
33018310(3)2010-01 A
NEDERLANDS
31