Storing omvat activiteiten die resulteren in Sto-
ringsmelding.
Waarschuwing omvat activiteiten die resulteren
in Waarschuwing.
N.B.
Opnieuw smeren omvat alleen die ene afzonder-
lijke activiteit. Zie paragraaf
9.1.3 Storingsmeldingen voor het onderscheid
tussen storing en waarschuwing.
Voor meer informatie, zie paragraaf 16. Signaallampjes en sig-
naalrelais.
9.3.4 Druktoetsen op de pomp
De toetsen
en
op het bedieningspaneel kunnen worden
ingesteld op deze waarden:
•
Actief
•
Niet actief.
Indien ingesteld op Niet actief (vergrendeld) werken de toetsen
niet. Stel de toetsen in op Niet actief als de pomp moet worden
geregeld via een extern besturingssysteem.
9.3.5 Pompnummer
Er kan een nummer tussen 1 en 64 aan de pomp worden toege-
kend. Bij buscommunicatie moet aan elke pomp een nummer
worden toegekend.
9.3.6 Digitale ingang
De digitale ingang van de pomp (klem 1, afb. 4, 8 en 14) kan wor-
den ingesteld op verschillende functies.
Kies één van de volgende functies:
•
Min. (min. curve)
•
Max. (max. curve).
De geselecteerde functie wordt geactiveerd door het contact tus-
sen klemmen 1 en 9 te sluiten (afb. 4, 8 en 14).
Zie ook hoofdstuk 12.2 Digitale ingang.
Min.:
Wanneer de ingang is geactiveerd zal de pomp werken volgens
de min. curve.
Max.:
Wanneer de ingang is geactiveerd zal de pomp werken volgens
de max. curve.
9.3.7 Controleren van motorlagers (alleen 11-22 kW)
De functie 'controle van motorlagers' kan worden ingesteld op:
•
Actief
•
Niet actief.
Wanneer de functie wordt ingesteld op Actief zal een teller in de
regelaar beginnen met het tellen van de afgelegde afstand van de
lagers. Zie hoofdstuk 9.2.7 Status van het smeren van motorla-
gers (alleen 11-22 kW).
De teller zal ook doorgaan met tellen als de func-
tie op Niet actief staat, maar er wordt geen waar-
schuwing gegeven als het tijd is om opnieuw te
smeren.
N.B.
Wanneer de functie weer naar Actief wordt
geschakeld, zal de geaccumuleerde afgelegde
afstand weer worden gebruikt om de tijd tot het
opnieuw smeren te berekenen.
9.3.8 Bevestigen van opnieuw smeren/vervangen van
motorlagers (alleen 11-22 kW)
Deze functie kan worden ingesteld op:
•
Opnieuw gesmeerd
•
Vervangen
•
Niets gedaan.
Wanneer de functie 'controle van lagers' Actief is, zal de regelaar
een waarschuwing geven wanneer de motorlagers opnieuw die-
nen te worden gesmeerd, of dienen te worden vervangen. Zie
hoofdstuk 9.1.3 Storingsmeldingen.
Wanneer de motorlagers opnieuw zijn gesmeerd of zijn vervan-
gen, bevestig deze handeling dan in het bovenstaande display
door op "OK" te drukken.
'Opnieuw gesmeerd' kan niet worden gekozen
gedurende een periode na het bevestigen van het
N.B.
opnieuw smeren.
9.3.9 Stilstandsverwarming (alleen 11-22 kW)
De stilstandsverwarming functie kan alleen op deze waarden wor-
den ingesteld:
•
Actief
•
Niet actief.
Wanneer de functie is ingesteld op Actief wordt een DC-spanning
aangebracht over de motorwikkelingen. De aangebrachte DC-
spanning zorgt ervoor dat voldoende warmte wordt gegenereerd
om condensatie in de motor te vermijden.
231