9.2.7 Status van het smeren van motorlagers
(alleen 11-22 kW)
Dit display toont hoe vaak de motorlagers opnieuw zijn
gesmeerd, en wanneer de motorlagers moeten worden vervan-
gen.
Wanneer de motorlagers opnieuw zijn gesmeerd, bevestig deze
handeling dan in het INSTALLATIE menu. Zie 9.3.8 Bevestigen
van opnieuw smeren/vervangen van motorlagers
(alleen 11-22 kW). Wanneer het opnieuw smeren is bevestigd, zal
het aantal in het bovenstaande display met één worden ver-
hoogd.
9.2.8 Tijd tot het opnieuw smeren van motorlagers
(alleen 11-22 kW).
Dit display toont wanneer de motorlagers opnieuw moeten wor-
den gesmeerd. De regelaar controleert het bedrijfspatroon van de
pomp en berekent de periode tussen het opnieuw smeren van de
lagers. Als het bedrijfspatroon wijzigt, dan kan de berekende tijd
tot het opnieuw smeren ook wijzigen.
De weer te geven waarden zijn:
•
over 2 jaar
•
over 1 jaar
•
over 6 maanden
•
over 3 maanden
•
over 1 maand
•
over 1 week
•
Nu!
9.2.9 Tijd tot vervanging van motorlagers (alleen 11-22 kW)
Wanneer de motorlagers een voorgeschreven aantal malen (dat
is opgeslagen in de regelaar) opnieuw zijn gesmeerd, zal het dis-
play in paragraaf 9.2.8 worden vervangen door het display hier-
onder.
Het display toont wanneer de motorlagers moeten worden ver-
vangen. De regelaar controleert het bedrijfspatroon van de pomp
en berekent de periode tussen het vervangen van de lagers.
De weer te geven waarden zijn:
•
over 2 jaar
•
over 1 jaar
•
over 6 maanden
•
over 3 maanden
•
over 1 maand
•
over 1 week
•
Nu!
230
9.3 Menu INSTALLATIE
9.3.1 Regelmodus
Kies één van de volgende regelmodi (zie afb. 24):
•
Prop. druk (proportionele druk)
•
Const. druk (constante druk)
•
Const. curve (constante curve).
Zie hoofdstuk 9.1.1 Gewenste waarde hoe de gewenste prestatie
in te stellen.
Als de pomp is gekoppeld aan een bus kan de
N.B.
regelmodus niet worden geselecteerd via de
R100. Zie hoofdstuk 14. Bus signaal.
9.3.2 Externe gewenste waarde
De ingang voor het signaal van de externe gewenste waarde kan
worden ingesteld op verschillende signaaltypen.
Kies één van de volgende typen:
•
0-10 V
•
0-20 mA
•
4-20 mA
•
Niet actief.
Als Niet actief wordt geselecteerd, is het instellen van de
gewenste waarde met de R100 of het bedieningspaneel van toe-
passing.
Als één van de signaaltypen wordt geselecteerd, dan wordt de
actuele gewenste waarde beïnvloed door het signaal dat is
gekoppeld aan de ingang van de externe gewenste waarde, zie
13. Signaal van externe gewenste waarde.
9.3.3 Signaalrelais (alleen 11-22 kW)
Pompen van 11-22 kW hebben twee signaalrelais. Signaalrelais 1
is fabrieksmatig ingesteld op Storing, en signaalrelais 2 op Waar-
schuwing.
Kies in het onderstaande display in welke van drie of zes bedrijfs-
situaties het signaalrelais dient te worden geactiveerd.
11-22 kW
•
Gereed
•
Alarm
•
Bedrijf
•
Pomp in bedrijf
•
Waarschuwing
•
Opnieuw smeren.
11-22 kW
•
Gereed
•
Alarm
•
Bedrijf
•
Pomp in bedrijf
•
Waarschuwing
•
Opnieuw smeren.