Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Ho: Bedrijfsuren; Menu Setpoint; Sp: Instelling Van De Setpoint Druk; Instelling Van De Hulpdrukwaarden - DAB PWM 203 Installations- Und Wartungsanleitungen

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 175
6.2.7

HO: bedrijfsuren

Toont, op twee regels, de inschakeluren van de inverter en de bedrijfsuren van de pomp.
6.3

Menu Setpoint

Vanuit het hoofdmenu houdt u de toetsen "MODE" en "SET" tegelijk ingedrukt totdat "SP" in het display verschijnt (of gebruikt u het
selectiemenu door op + of - te drukken).
Met de toetsen+ en - kunt u de druk voor drukverhoging van de installatie respectievelijk verhogen en verlagen.
Om het actuele menu af te sluiten en terug te gaan naar het hoofdmenu, drukt u op SET.
Vanuit dit menu stelt u de druk in waarop u de installatie wilt laten werken.
Het regelbereik is afhankelijk van de gebruikte sensor (zie PR: Sensore di pressione par 6.5.7) en varieert volgens Tabel 16. De druk
kan worden weergegeven in [bar] of [psi] afhankelijk van het gekozen matenstelsel.
Gebruikte sensortype
16 bar
25 bar
40 bar
6.3.1

SP: instelling van de setpoint druk

Druk waarbij de druk in de installatie wordt opgevoerd als er geen functies voor regeling van hulpdrukwaarden actief zijn.
6.3.2

Instelling van de hulpdrukwaarden

De inverter heeft de mogelijkheid om de setpoint-druk te variëren in functie van de status van de ingangen, er kunnen tot aan 4
hulpdrukwaarden worden ingesteld, voor een totaal van 5 verschillende setpoints. Voor de elektrische aansluitingen, zie paragraaf
2.2.4.2, voor de software-instellingen, zie paragraaf 6.6.13.3.
Als er tegelijkertijd meerdere hulpdrukfuncties aan meerdere ingangen zijn toegekend, zal de inverter de laagste druk
van alle geactiveerde drukwaarden realiseren.
Als men de stromingsensor niet gebruikt (FI=0) en FZ gebruikt wordt volgens de modaliteit met minimumfrequentie
(FZ ≠ 0), zijn de hulp-setpoints gedeactiveerd).
6.3.2.1

P1: instelling van de hulpdruk 1

Druk waarbij de druk in de installatie wordt opgevoerd als de hulpdrukfunctie op de ingang 1 wordt geactiveerd.
6.3.2.2

P2: instelling van de hulpdruk 2

Druk waarbij de druk in de installatie wordt opgevoerd als de hulpdrukfunctie op de ingang 2 wordt geactiveerd.
6.3.2.3

P3: instelling van de hulpdruk 3

Druk waarbij de druk in de installatie wordt opgevoerd als de hulpdrukfunctie op de ingang 3 wordt geactiveerd.
6.3.2.4

P4: instelling van de hulpdruk 4

Druk waarbij de druk in de installatie wordt opgevoerd als de hulpdrukfunctie op de ingang 4 wordt geactiveerd.
De druk voor herstart van de pomp is niet alleen gekoppeld aan de ingestelde druk (SP, P1, P2, P3, P4) maar ook aan
RP.
RP drukt de drukvermindering ten opzichte van "SP" (of een hulpdruk, indien geactiveerd) uit, die de herstart van de
pomp veroorzaakt.
Voorbeeld:
SP = 3,0 [bar]; RP = 0,5 [bar]; geen hulpdrukfunctie actief:
Gedurende de normale werking is de installatie op een druk van 3,0 [bar].
NEDERLANDS
Regeldrukwaarden
Regeldruk [bar]
1,0 - 15,2
1,0 - 23,7
1,0 - 38,0
Tabel 16: Maximale regeldrukwaarden
385
Regeldruk [psi]
14 - 220
14 - 344
14 - 551

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis