Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Instelling Van De Draairichting; Instelling Van De Setpoint Druk; Installatie Met Stromingsensor; Installatie Zonder Stromingsensor - DAB PWM 203 Installations- Und Wartungsanleitungen

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 175
Een onjuiste configuratie van de werkfrequentie van de elektropomp kan beschadiging van de elektropomp
zelf veroorzaken.
5.1.3

Instelling van de draairichting

Nadat de pomp gestart is, dient u de controleren of draairichting correct is (de draairichting wordt over het algemeen
aangegeven door een pijl op het pompkarkas). Om de pomp te laten starten en de draairichting te controleren, hoeft u alleen
maar een gebruiker te openen.
Vanuit hetzelfde menu RC (MODE SET – "menu installateur") drukt u op MODE en bladert u door de menu's tot aan RT. In
deze condities kunt u met de toetsen + en - de draairichting van de motor omkeren. De functie is ook actief bij ingeschakelde
motor.
In het geval dat het niet mogelijk is de draairichting van de motor te observeren, gaat u als volgt te werk:
Methode voor het observeren van de rotatiefrequentie
-
Ga naar de parameter RT zoals hierboven beschreven.
-
Open een gebruiker en observeer de frequentie die verschijnt in de statusbalk onder aan de pagina, regel de gebruiker zodanig dat u
een werkfrequentie verkrijgt die lager is dan de nominale frequentie van de pomp FN.
-
Zonder de afgenomen vloeistofhoeveelheid te veranderen, de parameter RT door op + of - te drukken en opnieuw de frequentie FR
observeren.
-
De correcte waarde voor parameter RT is die waarvoor, bij gelijke afgenomen vloeistofhoeveelheid, de laagste frequentie FR vereist
wordt.
5.1.4

Instelling van de setpoint druk

Vanuit het hoofdmenu houdt u de toetsen MODE en SET tegelijk ingedrukt tot "SP" in het display verschijnt. In deze condities
kunt u met behulp van de toetsen "+" en "-" de waarde van de gewenste druk respectievelijk verhogen of verlagen.
Het regelbereik (range) is afhankelijk van de gebruikte sensor.
Druk op SET om terug te keren naar de hoofdpagina.
5.1.5

Installatie met stromingsensor

Vanuit het menu Installateur(hetzelfde menu dat gebruikt wordt voor het instellen van RC RT en FN) bladert u door de
parameters met MODE tot u bij FI komt.
Om met stromingsensor te werken, stelt u FI in op 1. Ga met MODE naar de volgende parameter FD (diameter van de leiding)
en stel de diameter (in inch) in van de leiding waarop de stromingsensor gemonteerd is.
Druk op SET om terug te keren naar de hoofdpagina.
5.1.6

Installatie zonder stromingsensor

Vanuit het menu Installateur(hetzelfde menu dat gebruikt wordt voor het instellen van RC RT en FN) bladert u door de
parameters met MODE tot u bij FI komt. Om zonder de stromingsensor te werken, stelt u FI in op 0 (standaardwaarde)
Zonder de stromingsensor zijn er 2 modaliteiten voor detectie van de stroming, die allebei worden ingesteld via parameter FZ in
het menu installateur.
Automatisch (zelflering): het systeem detecteert de stroming op autonome wijze en past automatisch de regeling
hieraan aan. Om deze werkingsmodus te gebruiken, stelt u FZ in op 0.
Modaliteit met minimumfrequentie: in deze modaliteit wordt de uitschakelfrequentie ingesteld op nulstroming. Om
deze modaliteit te gebruiken, gaat u naar de parameter FZ, sluit u de persleiding langzaam af (zodat er geen overdruk
ontstaat) en kijkt u bij welke frequentiewaarde de inverter stabiliseert. Stel FZ in op deze waarde + 2.
Bijvoorbeeld: als de inverter stabiliseert op 35Hz, stelt u FZ in op 37.
Een te lage waarde van FZ kan onherstelbare schade aan de pomp toebrengen, omdat de inverter in dit geval de
pompen nooit zal stoppen.
NEDERLANDS
380

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis