10.2.
STOPPEN
Sluit de afsluitinrichting van de uitlaatleiding. Indien de uitlaatleiding voorzien is van een afsluitinrichting, kan de afsluiter aan de
uitlaatzijde open blijven op voorwaarde dat er na de pomp tegendruk is.
Indien de pomp warm water moet pompen, mag de pomp pas gestopt worden nadat de warmtebron is uitgeschakeld en er zo
veel tijd verstreken is als nodig is om de temperatuur van de vloeistof tot acceptabele waarden te laten dalen, om te sterke
temperatuurstijgingen in het pomphuis te voorkomen.
Als de pomp voor lange tijd niet gebruikt zal worden, sluit u de afsluitinrichting van de aanzuigleiding, en eventueel, indien deze
aanwezig zijn, ook alle hulpcontrole-aansluitingen. Om het systeem in optimale staat van werking te houden is het nodig de
pomp om de 1 - 3 maanden voor korte tijd (5 - 10 min) in werking te stellen.
In het geval de pomp uit het systeem wordt gehaald en wordt opgeslagen, gaat u te werk zoals is beschreven in par.5.1
11.
VOORZORGSMAATREGELEN
11.1.
De elektropomp mag niet te vaak per uur gestart worden. Het maximaal toegestane aantal starts is:
DRIEFASE MOTOREN TOT EN MET 4 kW
DRIEFASE MOTOREN MEER DAN 4 kW
11.2.
BEVRIEZINGSGEVAAR: wanneer de pomp voor lange tijd buiten werking is bij een temperatuur lager dan 0°C, moet het
pomphuis volledig leeg worden gemaakt via de afvoerdop (26), om eventuele beschadiging van hydraulische componenten te
voorkomen.
Controleer of de wegstromende vloeistof geen schade kan toebrengen aan voorwerpen of personen, met
name in warmwatersystemen
Sluit de afvoerdop pas weer wanneer de pomp opnieuw in gebruik wordt genomen.
Wanneer de pomp na een lange rustperiode opnieuw wordt gestart, moeten de handelingen beschreven in de paragrafen
"WAARSCHUWINGEN" en "STARTEN" herhaald worden.
11.3.
Controleer, om onnodige overbelasting van de motor te voorkomen, nauwgezet of de dichtheid van de gepompte vloeistof
overeenkomt met de in de ontwerp-fase gebruikte waarde: denk eraan dat het door de pomp opgenomen vermogen
evenredig met de dichtheid van de gepompte vloeistof toeneemt.
12.
ONDERHOUD EN REINIGING
De elektropomp mag alleen gedemonteerd worden door gespecialiseerd en gekwalificeerd personeel dat
beschikt over alle door de technische normen vereiste kwalificaties. In elk geval mogen de reparatie- en
onderhoudswerkzaamheden uitsluitend worden uitgevoerd op de van het voedingsnet afgekoppelde pomp. Verzeker
u ervan dat hij niet onverwachts kan worden ingeschakeld.
Controleer, wanneer het voor het onderhoud nodig is de vloeistof uit het systeem af te voeren, of de
wegstromende vloeistof geen schade kan toebrengen aan voorwerpen of personen, met name in
warmwatersystemen. U dient zich bovendien te houden aan de wettelijke voorschriften voor de verwerking
van eventuele schadelijke vloeistoffen.
Wanneer de pomp voor lange tijd in werking is geweest, is het mogelijk dat het moeilijk is onderdelen, die in
aanraking zijn geweest met het water, te demonteren: gebruik voor dit doel een speciaal in de handel
verkrijgbaar oplosmiddel en waar mogelijk een geschikt uittrekgereedschap.
Forceer de onderdelen niet met gereedschappen die hiervoor niet geschikt zijn.
12.1.
Periodieke controles
De elektropomp behoeft bij normale werking geen onderhoud. Het is echter raadzaam periodiek een controle uit te voeren van:
de stroomopname, de manometer-opvoerhoogte bij gesloten opening en bij maximale opbrengst. Op die manier kunt u defecten
of slijtage bijtijds opsporen. Stel zo mogelijk een onderhoudsprogramma op, zodat u zich met een minimum aan kosten en met
een minimaal verlies aan productietijd van de machine verzekert van een probleemloze functionering en langdurige en kostbare
reparaties vermijdt.
12.2.
Smering van de lagers
Voer het onderhoud uit op basis van het type lager dat aanwezig is op het plaatje met technische gegevens.
zie tabellen op pag. 120-121-122 (12.2.1 / 12.2.2 / 12.2.3 / 12.2.4)
12.3.
Pakking van de as
De pakking van de as kan een mechanische pakking of een pakkingbus zijn.
12.3.1.
Mechanische pakking
Deze hoeft normaal gesproken niet gecontroleerd te worden. U moet alleen controleren of er geen lekken zijn. Als u lekken vindt,
moet u de pakking vervangen zoals is beschreven in par.12.4.2.
12.3.2.
Pakkingbus.
Controleer voor de start of de moeren van de pakkingbus op de pakkingbus zelf rusten, zodat er na het vullen van de pomp
overvloedige lekken zijn. De pakkingbus moet altijd perfect parallel zijn met de vlakken van het draagdeksel van de pakking
(gebruik voor deze controle een diktemeter).
Schakel de spanning in en start de pomp Nadat de pomp ongeveer 5 minuten heeft gewerkt, moeten de lekken verminderen
wanneer u de moeren van de pakkingbus ongeveer 1/6 slag aandraait. Controleer de lekken opnieuw gedurende 5 minuten.
Als de lekken nog steeds overvloedig zijn de handeling herhalen totdat een minimum lekwaarde is bereikt van 10÷20 cm3/1'.
Indien de lekken te sterk zijn verminderd, de moeren van de pakking bus iets losser draaien. In het geval er helemaal geen
lekken meer zijn, de pomp onmiddellijk stoppen, de moeren van de pakkingbus losdraaien en de eerder in deze
paragraaf beschreven startprocedure herhalen.
NEDERLANDS
TYPE POMP
MAXIMAAL AANTAL STARTS/UUR
39
100
20