Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

DAB KDN 32-125.1 Anleitungen Für Installation Und Wartung Seite 44

Genormte pumpen
Vorschau ausblenden Andere Handbücher für KDN 32-125.1:
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 29
STORINGEN
3. De motor draait moeizaam. A. Controleer de voedingsspanning, deze zou te laag
B. Controleer mogelijke wrijving tussen vaste delen en
C. Controleer de toestand van de lagers.
4. De (externe) beveiliging
A. Controleer op het klemmenbord of alle fasen
van
de
motor
treedt
onmiddellijk na de start in
B. Controleer de beveiliging op eventuele geopende of
werking.
C. Controleer of de isolatie van de motor defect is door
D. Controleer of de pomp boven het werkpunt
E. Controleer of de interventiewaarden van de
F. Controleer of de viscositeit of de dichtheid van de
5. De motorbeveiliging treedt
A. Controleer of de omgevingstemperatuur niet te hoog
te vaak in werking.
B. Controleer de afstelling van de beveiliging.
C. Controleer de toestand van de lagers.
D. Controleer de draaisnelheid van de motor.
6. De pomp geeft geen
A. De pomp is niet correct gevuld.
vloeistof af.
B. Controleer of de draairichting van de driefase
C. De groot hoogteverschil aanzuiging.
D. Aanzuigleiding met te kleine diameter of te lange
E. Bodemventiel verstopt.
7. De pomp vult niet (priming). A. De aanzuigleiding of het bodemventiel zuigen lucht
B. De negatieve helling van de aanzuigleiding
8. De
pompopbrengst
is
A. Bodemventiel verstopt.
onvoldoende.
B. Waaier versleten of geblokkeerd.
C. Diameter aanzuigleidingen onvoldoende.
D. Controleer of de draairichting correct is.
9. De pompopbrengst is niet
A. Te lage aanzuigdruk.
constant.
B. Aanzuigleiding of pomp gedeeltelijk verstopt door
10. De
pomp
draait
bij
A. Lek uit de aanzuigleiding.
uitschakeling
in
B. Bodemventiel
tegengestelde richting.
11. De pomp trilt en maakt
A. Controleer of de pomp en/of de leidingen goed vast
lawaai.
B. Cavitatie pomp (punt n°8 paragraaf INSTALLATIE).
C. Lucht in de pompen of in het inlaatspruitstuk.
D. Uitlijning pomp-motor niet correct uitgevoerd.
12. La zona van de pakkingbus
A. De pakkingbus is door de stelschroeven te
wordt te warm nadat de
pomp voor korte tijd heeft
gewerkt.
B. De pakkingbus is scheef geplaatst ten opzichte van
13. Er druppelt te veel vloeistof
A. De pakkingbus is niet goed aangehaald of de
uit de pakking.
B. De as of de beschermbus zijn beschadigd of
C. De pakkingringen zijn versleten.
14. De temperatuur van de
A. Controleer de uitlijning tussen motor en pomp.
drager in de zone van de
B. Toename van de axiale druk (einddruk) als gevolg
lagers is te hoog.
NEDERLANDS
CONTROLES (mogelijke oorzaken)
kunnen zijn.
bewegende delen.
aanwezig zijn.
vuile contacten.
de faseweerstand en de isolatie naar de aarde te
controleren.
werkt waarvoor hij bedoeld is.
beveiliging correct zijn.
gepompte vloeistof zijn verschillend zijn van de
waarden die gebruikt zijn in de ontwerp-fase.
is.
motoren correct is.
leiding.
aan.
bevordert de vorming van luchtzakken.
onzuiverheden.
of
terugslagklep
geblokkeerd in gedeeltelijk geopende stand.
zitten.
strak aangedraaid.
de pompas.
pakkingbus is niet geschikt of niet goed gemonteerd.
versleten.
van slijtage van de steunen van de waaier.
B. Hef de oorzaak van de wrijving op.
C. Vervang eventueel de beschadigde lagers.
A. Herstel eventueel de ontbrekende fase.
B. Vervang het betreffende onderdeel of maak het schoon.
C. Vervang het motorhuis met stator of herstel eventuele
aardkabels.
D. Stel het interventiepunt in aan de hand van de krommen van
de pompkarakteristieken.
E. Controleer de instelwaarden van de motorbeveiliging : wijzig
ze of vervang het onderdeel indien dit nodig is.
F. Verminder het debiet met een schuifafsluiter op de
toevoerzijde of installeer een grotere motor.
A. Zorg voor voldoende ventilatie van de ruimte waar de pomp
is opgesteld.
B. Stel af op een stroomwaarde die geschikt is voor de
stroomopname van de motor bij volledige belasting.
C. Vervang de beschadigde lagers.
A. Vul de pomp en de aanzuigleiding met water en voer de
vulprocedure uit.
B. Draai twee voedingsdraden om.
C. Raadpleeg punt 8 van de instructies voor de "Installatie".
D. Vervang de aanzuigleiding door een leiding met een grotere
diameter.
E. Maak het bodemventiel schoon.
A. Verhelp het probleem door de aanzuigleiding nauwgezet te
controleren, herhaal de vulprocedure.
B. Corrigeer de helling van de aanzuigleiding.
A. Maak het bodemventiel schoon.
B. Vervang de waaier of verwijder de blokkering.
C. Vervang de leiding door een leiding met een grotere
diameter.
D. Draai twee voedingsdraden om.
B. Maak de aanzuigleiding n de pomp schoon.
A. Verhelp het probleem.
defect
of
B. Repareer of vervang de defecte klep.
A. Draai de loszittende delen vast.
B. Verminder
de
drukverliezen. Open de aanzuigklep.
C. Ontlucht aanzuigleidingen en pomp.
D. Herhaal de handelingen die zijn beschreven in paragraaf
7.2.
A. Stop de pomp en draai de pakkingbus losser. Voer de
handelingen uit die zijn beschreven in paragraaf 12.3.1.
B. Stop de pomp en zet de pakkingbus goed op de pompas.
A. Controleer het gebruikte type pakking.
B. Controleer en/of vervang de as of de beschermbus van de
as.
C. Voer de handelingen uit die zijn beschreven onder punt
12.3.1.
A. Voer de handelingen uit die zijn beschreven onder punt 7.2
B. Maak de balansopeningen van de waaier schoon, vervang
de steunringen.
41
OPLOSSINGEN
aanzuighoogte
en
controleer
de

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis