Seriële verbinding
Aanbevolen (standaard) instelling
S1.16=0
B
M
LEGENDE:
A - Boiler voor vloeibare brandstof
B - boiler voor vaste brandstof of warmteaccumulator
- stroom van de afsluitklep is open wanneer de aandrijving in basispositie staat.
DE MINIMUM TPM VOOR POMP R9 INSTELLEN
Er moet een nominale systeemstroom bepaald worden ten behoeve van het geïnstalleerde
collectoroppervlak. De nominale systeemstroom varieert tussen 0.5 en 1.2 l/min voor elke
vierkante meter van geïnstalleerde collectoren of volgens de aanbevelingen van de fabri-
kant (voorbeeld: 3 zonnecollectoren met totale oppervlakte van 6 m³ moeten een nominale
systeemstroom van 5.4 l/min hebben, als de basisstroom in het systeem 0.9 l/m is voor
iedere vierkante meter van geïnstalleerde collectoren).
Activeer vervolgens manueel de circulatiepomp R9 op het max. tpm (zie hoofdstuk Ma-
nuele modus op pagina page 319). Plaats de schakelaar voor de pompsnelheid op de
stand waar de systeemstroom iets hoger is dan de nominale stroom in het systeem. Pas
de systeemstroom met de stroomklep aan zodat deze met de nominale systeemstroom
overeenkomt. Stel de tpm van de R6 nu (met de regelaar) in op 40% en controleer op de
stroommeter of er stroom in het systeem is. Als er geen stroom is, verhoogt u de R6 TPM
tot 55%. Als er nog steeds geen stroom is, verhoogt u de R6 TPM tot 70% of verhoog de
snelheid van de pomp herhaal nogmaals de procedure. Als de minimum pomp TPM gewij-
zigd was, moet dat ingesteld worden met parameter S6.11.
R8 = OFF
A
M
R8 = ON
M
Optionele instelling
S1.16=1
B
M
Handleiding onderhoudsinstellingen
381
R8 = ON
A
M
R8 = OFF
M