NL
■
Houd de maaikop licht naar voren gebogen,
zodat de maaidraad het gras vlak boven de
grond trimt.
■
Werk bij het trimmen altijd van uw lichaam af.
Trimmen langs hekken en voetstukken
■
Beweeg het apparaat voorzichtig en
langzaam, zodat de maaidraad geen
massieve obstakels raakt.
OPMERKING
Bij het trimmen langs stenen
muurtjes, voetstukken, hekken en
bomen slijt de maaidraad extra snel.
Trimmen en boomstammen
■
Beweeg het apparaat bij het trimmen rond
bomen voorzichtig en langzaam rond de
stam, zodat de maaidraad de bast niet raakt.
■
Trim rond boomstammen altijd van links
naar rechts.
■
Maai het gras en het onkruid met het puntje
van de maaidraad en kantel de maaikop licht
naar voren.
7.2
Maaien
■
Beweeg de maaikop in een horizontale,
boogvormige beweging van de ene kant
naar de andere.
■
Houd de maaikop daarbij steeds parallel aan
de grond.
■
Lang gras moet in meerdere lagen worden
gemaaid. Werk daarbij altijd van boven naar
beneden.
■
Het apparaat snijdt het beste op zeer hoge
snelheid. Daarom het apparaat niet
overbelasten door het maaien van lang gras.
Maaien met de draadspoel
■
Kantel de maaikop onder een hoek van 30°
naar rechts, zodat u met het puntje van de
maaidraad maait. Werk altijd langzaam.
■
Met het apparaat niet rechtstreeks langs har-
de obstakels (bijv. muren) maaien, maar
zijdelings maaien. Daardoor wordt de
maaidraad gespaard.
Maaien met het mesblad
■
Draag beslist altijd het draagharnas.
■
Controleer het mesblad voor het maaien op
een correcte montage.
108
Werkhouding en werktechniek
■
Gebruik geen onkruidmesbladen voor het
maaien van struikgewas en jonge bomen.
Transport
VOORZICHTIG!
Letselgevaar door
terugslag!
Wanneer het mesblad een
hard obstakel raakt, kan
dit leiden tot een terugslag
van het mesblad.
■
Maai daarom niet met
het mesblad in de buurt
van harde obstakels.
8
TRANSPORT
Transporteren van het apparaat tussen twee
werkplekken
1. Motor uitzetten.
2. Houd de bosmaaier altijd goed vast aan het
draagharnas en aan de "Bike"-handgreep.
3. Begeef u voorzichtig naar de volgende
werkplek. Breng dieren en personen niet in
gevaar.
Apparaat in een voertuig transporteren
1. Indien mogelijk: Maak de brandstoftank leeg
door de motor te laten draaien.
2. Motor uitzetten.
3. Plaats de transportbescherming over het
mesblad.
4. Voorkom dat het apparaat tijdens het rijden
omvalt en zo benzine-oliemengsel morst:
■
Leg het apparaat zo neer, dat de dop
van de brandstoftank omhoog wijst. De
dop moet stevig op de brandstoftank zijn
gedraaid.
■
Zet het apparaat vast op de vloer.
9
OPSLAG
Wanneer u het apparaat langer dan 2 à 3
maanden niet gaat gebruiken, moeten de
volgende werkzaamheden worden uitgevoerd,
om beschadigingen te voorkomen:
1. Maak de brandstoftank leeg:
132, 141