Doorgangen - Viking MI 632 M Gebrauchsanleitung

De zone met stations (1) wordt op het
maaivlak A geïnstalleerd. Dit wordt
volgens het maaischema volautomatisch
bewerkt.
De aanpalende gazons B en C zijn met
verbindingstrajecten (2) met het
maaivlak A verbonden. Op alle gazons
moet de begrenzingsdraad in dezelfde
richting worden gelegd –
begrenzingsdraad in de
verbindingstrajecten niet doorkruisen.

12.8 Doorgangen

Als er meerdere maaivlakken moeten
worden gemaaid (bijvoorbeeld
maaivlakken vóór en achter het huis), kan
er een doorgang als verbinding worden
geïnstalleerd. Zo kunnen alle maaivlakken
automatisch worden bewerkt.
316
In doorgangen wordt het gazon
alleen bij het afrijden van de
begrenzingsdraad gemaaid.
Activeer desgewenst automatisch
randmaaien of maai de zone van
de doorgang regelmatig met de
hand. ( 11.5), ( 10.)
Als doorgangen worden
geïnstalleerd, moet de verplaatste
rit naar het begin (corridor) worden
uitgeschakeld ( 12.10) of moeten
zoeklussen worden geïnstalleerd.
( 12.10)
De vermelde draadafstanden zijn
afgestemd op de ligging van de
begrenzingsdraad op het gazon.
Voorwaarden:
– Minimumbreedte (benodigde ruimte):
tussen vaste hindernissen: 134 cm
tussen begaanbare wegen: 80 cm.
Bij relatief lange doorgangen is
afhankelijk van de
bodemgesteldheid mogelijk iets
meer ruimte nodig. Installeer
relatief lange doorgangen zo
mogelijk altijd midden tussen
hindernissen.
– Doorgang is vrij begaanbaar.
– In de zone van het tweede maaivlak
wordt minstens 1 startpunt
gedefinieerd.
De dockingzone (1) wordt in het
maaivlak A geïnstalleerd. Het
maaivlak B is met een doorgang (2) met
het maaivlak A verbonden. De
begrenzingsdraad (3) kan door de
robotmaaier geheel worden afgereden.
Voor het bewerken van het maaivlak B
moeten in het menu iMow TeaM
startpunten (4) worden gedefinieerd.
( 11.4)
Afzonderlijke maaibeurten beginnen dan
afhankelijk van de instelling
(startfrequentie) bij de startpunten.
0478 131 9937 B - NL