DEUTSCH
DE
IT
2 Attenuation_Low
Dämpfungsfunktion
(Parameter 25)
Dieser Abschnitt stimmt mit dem vorherigen für den
Hochtemperaturkreis überein.
Es liegen 2 Fälle vor:
- Betrieb mit Festpunkt, Par. 22=0
- Betrieb mit witterungsgeführter Regelung, Par. 22=1.
BETRIEB MIT FESTPUNKT, PAR. 22=0
Mit
abgeschalteter
Niedertemperaturkreises, Par. 25=0, wird beim Schließen des
Thermostats zum Niedertemperaturkreis die Heizanforderung akti-
viert. Das System schaltet sich beim Öffnen des Thermostats ab.
Die Master Regelung startet die Pumpe des Niedertemperaturkreises
PZ3
An der Master Regelung lässt sich der Sollwert des
Niedertemperaturkreises einstellen, Setpoint_T_CH_Low = Par.
3, auf 40°C voreingestellt und einstellbar im Bereich von 10°C bis
T_CH_low_limit=Par. 23, seinerseits mit Voreinstellung auf 50°C.
Es wird der mit Parameter 3 eingestellte Sollwert verwendet.
Der Brenner ist eingeschaltet bei:
Sammelrohrtemperatur <=Sollwert - Zündhysterese.
Die Zündhysterese ist einstellbar, CH_Low_mod_hyst_on = Par.
26, auf 5°C voreingestellt, einstellbar im Bereich 0 bis 20°C.
Die Master Regelung wandelt die Wärmeanforderung für jede
Slave Regelung in eine Leistungsanforderung um.
Die Brenner sind abgeschaltet bei:
Sammelrohrtemperatur >=Sollwert + Abschalthysterese.
Die Abschalthysterese ist einstellbar, CH_Low_mod_Hyst_off =
Par. 27, auf 3 voreingestellt, einstellbar im Bereich 0 bis 20°C).
Bei Parameter Dämpfung des Niedertemperaturkreises, Par.
25≠0, wird der Kontakt des Niedertemperaturthermostats
ignoriert und es liegt eine Wärmeanforderung für den
Niedertemperaturkreis vor, sofern:
Sammelrohrtemperatur <=Sollwert - Zündhysterese.
Die Wärmeanforderung fällt weg bei:
Sammelrohrtemperatur >=Sollwert + Abschalthysterese.
In diesem Fall entspricht der Sollwert dem Eingabewert von
Parameter 3 (Setpoint_t_ch_low), sofern der Kontakt des
Niedertemperaturthermostats geschlossen ist, während er bei
geöffnetem Kontakt als Eingabewert von Parameter 3 minus
Dämpfung (Setpoint_t_ch_low-Attenuation_low) ausgewertet wird.
BETRIEB MIT WITTERUNGSGEFÜHRTER REGELUNG, PAR.
22=1
Bei Parameter Dämpfung des Niedertemperaturkreises gleich 0,
Attenuation_low=Par. 25=0, ist das Verhalten mit dem im vorhe-
rigen Abschnitt identisch, bis auf die Tatsache, dass der Sollwert
in Abhängigkeit der Außentemperatur berechnet wird.
Bei Außentemperatur = Tout_min=Par. 37, auf 0°C voreinge-
stellt, so ist der Sollwert = setpoint_T_Ch_low.
Bei Außentemperatur = Tout_max=Par. 38, auf 18°C voreinge-
stellt, so ist der Sollwert = T_ch_low_ foot=Par. 24, auf 50°C
voreingestellt.
Für den Bereich zwischen den 2 Außentemperaturwerten erfolgt
eine lineare Berechnung des Sollwerts.
Auf 0 voreingestellt.
für
NIEDERTEMPERATURKREIS
Dämpfungsfunktion
2 Attenuation_Low
Functie Verlaging voor circuit LAGE TEMPERATUUR (para-
meter 25)
Deze paragraaf is hetzelfde als de vorige, maar betreft het Lage
temperatuurcircuit.
Er zijn 2 mogelijkheden:
- Werking met vast punt, Par. 22=0
- Werking met klimaatregeling Par. 22=1.
WERKING MET VAST PUNT, PAR. 22=0
des
Met gedeactiveerde verlaging van het Lage Temperatuurcircuit,
Par. 25=0, wordt bij sluiten van de thermostaat van het lage
temperatuurcircuit vraag om verwarming geactiveerd. Bij openen
ervan gaat het systeem uit.
Het Master controlesysteem activeert pomp PZ3 van het lage
temperatuurcircuit.
Op het Master controlesysteem kan het setpoint ingesteld worden
van het Lage temperatuurcircuit, Setpoint_T_CH_Low = Par. 3, voo-
ringesteld op 40°C en instelbaar van 10°C tot T_CH_low_limit=Par.
23, op zijn beurt vooringesteld op 50°C. Als setpoint zal gebruik
worden gemaakt van hetgeen ingesteld is met parameter 3.
De brander is ingeschakeld wanneer:
Temperatuur Collector <=setpoint - ontstekingshysterese.
De ontstekingshysterese kan ingesteld worden, CH_Low_mod_
hyst_on = Par. 26, vooringesteld op 5°C, instelbaar van 0 tot 20°C.
Het Master controlesysteem zet de vraag om warmte om in een
vraag om vermogen voor elk Slave controlesysteem.
De branders zijn uitgeschakeld wanneer:
Temperatuur Collector >=Setpoint + Uitschakelhysterese.
De uitschakelhysterese is instelbaar (CH_Low_mod_Hyst_
off=Par. 27, vooringesteld op 3, instelbaar van 0 tot 20°C).
Met de parameter Verlaging lage temperatuurcircuit, Par. 25≠0,
wordt het contact van de lage temperatuurthermostaat genegeerd
en is er vraag om warmte voor het lage temperatuurcircuit wanneer:
Temperatuur Collector <=Setpoint - ontstekingshysterese
Er wordt niet meer om warmte gevraagd wanneer:
Temperatuur Collector >=Setpoint + Uitschakelhysterese.
Het setpoint komt in dit geval overeen met de waarde die inge-
steld is met parameter 3 (Setpoint_t_ch_low) indien het contact
van de Lage Temperatuurthermostaat gesloten is, terwijl het
berekend wordt als waarde ingesteld met parameter 3 min de
verlaging (Setpoint_t_ch_low-Attenuation_low) indien het contact
open is.
WERKING MET KLIMAATREGELING, PAR. 22=1
Wanneer de parameter Verlaging Lage temperatuurcircuit gelijk
is aan 0 , Attenuation_low=Par. 25=0, gebeurt hetzelfde als in de
vorige paragraaf, alleen wordt het setpoint berekend op grond
van de buitentemperatuur.
Wanneer buitentemperatuur = Tout_min=Par. 37, vooringesteld
op 0°C, dan is het setpoint = setpoint_T_Ch_low.
Wanneer buitentemperatuur = Tout_max=Par. 38, vooringesteld
op 18°C, dan is het setpoint = T_ch_low_ foot=Par. 24, voorin-
gesteld op 50°C.
Tussen de 2 buitentemperatuurwaarden in wordt het setpoint
lineair berekend.
Vooringesteld op 0.
NEDERLANDS
NL
49