7.3 Installatiecontrole
• Zorg ervoor dat het gereedschap correct is gepositioneerd en stevig is verankerd. Dit
houdt in dat u controleert of het gereedschap op een vlakke en stabiele ondergrond
staat, zodat beweging of instabiliteit tijdens het gebruik wordt voorkomen.
• Controleer de uitlijning en kalibratie van de gereedschapscomponenten, inclusief
eventuele meet- of positioneringssystemen. Een juiste uitlijning en kalibratie
zijn essentieel voor nauwkeurige en precieze resultaten, zodat het gereedschap
optimaal kan functioneren en betrouwbare prestaties kan leveren.
7.4 De veiligheidssystemen controleren en testen
OPMERKING!
» Let tijdens de controles op abnormale geluiden, trillingen of geuren, en onderzoek
en verhelp ze indien nodig. Als er tijdens de controles problemen of afwijkingen
worden ontdekt, raadpleeg hoofdstuk 12. Probleemoplossing.
Voer een uitgebreide testrun van het gereedschap uit om te controleren of het juist
werk en klaar is voor een regelmatig gebruik. Tijdens de testrun, controleer het
volgende grondig:
• Startknop (14): Druk meerdere keren op de startknop en laat deze weer los. Zorg
ervoor dat het gereedschap direct begint en stopt met werken zodra de startknop
wordt ingedrukt en losgelaten.
• Omkeerknop (13): Druk op de omkeerknop om de draairichting van de spindel
te veranderen. Controleer of de oriëntatie van de spindel naar verwachting
verandert. Zorg ervoor dat het gereedschap direct begint en stopt met werken
zodra de omkeerknop wordt ingedrukt en losgelaten.
• Steunen (8): Controleer of de steunen controle en stabiliteit bieden aan de
scharnierarm tijdens het tappen. De scharnierarm (7) moet kunnen bewegen en
gepositioneerd kunnen worden.
8. Bedieningsinstellingen
8.1 Gewone bediening
De bedieningsknoppen en instellingen voor het gereedschap (Afb. E), waaronder
de snelheid, koppel en diepte, kunnen worden aangepast en gecontroleerd via het
bedieningspaneel (5).
E
Thread Select
M4.00
Tapping Speed
312
rpm
Return Speed
312
rpm
User
Machine
Parameter
Parameter
8.1.1 Bedieningsmodus
Het gereedschap werkt in twee modi: Manual (Handmatige) modus en Auto
(Automatische) modus.
Modus
Manual
1. Druk en houd de startknop (14) ingedrukt om met tappen te
(Handmatige)
beginnen.
modus
OPMERKING!
» De tapdiepte wordt gewist telkens wanneer de startknop (14)
wordt ingedrukt.
2. De motor stopt automatisch zodra de ingestelde tapdiepte is
bereikt.
3. Laat de startknop (14) los.
4. Druk en houd de omkeerknop (13) ingedrukt totdat het
gereedschap volledig is teruggetrokken.
Tapping Pitch
Tapping Depth
0.700
mm
15.00
Torque Setting
Actual Depth
N.m
OFF
2.000
Count
MANUAL
Clear
111
Deep Hole
Ordinary
Operation
Operation
Tappen
Modus
Auto
1. Druk eenmaal op de startknop (14) om met tappen te
(Automatische)
beginnen.
modus
2. Het gereedschap tapt automatisch tot de ingestelde diepte en
trekt vervolgens terug.
OPMERKING!
» Het gereedschap pauzeert na het tappen kort bij de
onderkant van het gat voordat het terugtrekt. Pas de
Hole Bottom Delay (Vertraging aan de onderkant van het
gat) aan in de Gebruikersparameter (zie hoofdstuk 8.2
Gebruikersparameter).
» Er zal één extra terugtrekcyclus plaatsvinden wanneer de tap
het werkstuk verlaat.
8.1.2 Schroefdraad selecteren
Tik op Thread Select (Schroefdraad selecteren) om de gewenste schroefdraadmaat
te kiezen. Het gereedschap haalt automatisch de vooraf geconfigureerde waarden
voor de tapstijging en het koppel op die overeenstemmen met de geselecteerde
schroefdraadmaat.
8.1.3 Tapsnelheid
Tik op Tapping Speed (Tapsnelheid) om de toevoersnelheid van de tapbewerking aan
te passen binnen de maximale spindelsnelheid.
8.1.4 Terugkeersnelheid
Tik op Return Speed (Terugkeersnelheid)om de terugtreksnelheid van de
tapbewerking aan te passen binnen de maximale spindelsnelheid.
8.1.5 Tapstijging
OPMERKING!
» De bijbehorende tapstijging wordt automatisch gegenereerd als een
schroefdraadmaat is geselecteerd.
Tik op Tapping Pitch (Tapstijging) om handmatig een niet-standaard stijgingswaarde
in te voeren, met een bereik van 0,001 tot 10 mm.
8.1.6 Koppelinstelling
mm
OPMERKING!
» De koppelinstelling kan alleen worden aangepast als de
mm
Koppelbeschermingsfunctie is ingeschakeld in de User Parameter
(Gebruikersparameter) (zie hoofdstuk 8.2 Gebruikersparameter).
» De koppelinstelling is niet beschikbaar voor diepgatbewerkingen.
• Tik op Torque Setting (Koppelinstelling) om de koppellimiet voor de
tapbewerking aan te passen.
• Als de tapkracht de beschermde koppellimiet bereikt, stopt het gereedschap
automatisch en trekt het zich terug voor een ingesteld aantal cycli. Het proces gaat
door totdat de ingestelde diepte is bereikt.
8.1.7 Telling
OPMERKING!
» Het aantal geboorde gaten wordt in het geheugen opgeslagen, zelfs nadat het
gereedschap is uitgeschakeld en opnieuw opgestart.
• Het gereedschap houdt een telling bij van het aantal verwerkte gaten.
• Om de telling op nul te zetten, tik op Clear (Cyclus).
8.1.8 Tapdiepte
Tik op Tapping Depth (Tapdiepte) om de gewenste tapdiepte in te stellen, met een
bereik van 0,01 tot 500 mm.
8.1.9 Werkelijke diepte
De werkelijke diepte toont de real-time meting van de tapdiepte tijdens de bewerking.
De waarde van de werkelijke diepte neemt geleidelijk toe tijdens het tappen.
• In de Manual (Handmatige) modus stopt het tapproces wanneer de werkelijke
diepte de ingestelde tapdiepte bereikt. Laat de startknop (14) los en druk op de
omkeerknop (13) om het gereedschap terug te trekken.
• In de Auto (Automatische) modus stopt het tapproces automatisch en trekt het
gereedschap zich terug wanneer de werkelijke diepte de ingestelde diepte bereikt.
Tappen
33