4. Plaats de steunarm (21) op de steunkolom (23) (Afb. C).
C
Steunkolom (23)
5. Bevestig de beschermkap (2) aan de bovenkant van de steunkolom (23) (Afb. D).
D
Steunkolom (23)
OPMERKING!
» Als alternatief kunt u een permanente magnetische basis (model H134113/
H134114) (apart verkrijgbaar) gebruiken, waarmee het gereedschap stevig kan
worden bevestigd aan een ferromagnetische werkbank of oppervlak.
6. Pneumatische aansluiting
WAARSCHUWING! Gevaar voor letsel!
» Voordat u een slang loskoppelt, zorg ervoor dat he gereedschap drukloos is om
plotselinge vrijgave van perslucht te voorkomen, wat een potentieel gevaar kan
vormen. Zorg dat de druk volledig uit het gereedschap en de slang wordt vrijgegeven
om verlies van controle en het risico op schade te vermijden. Losse slangen kunnen
wegschieten of ongecontroleerd bewegen, wat letsel kan veroorzaken.
» Voorkom knikken of draaien van de slangen. Zorg ervoor dat de slangen juist
worden geleid en ondersteund om een soepele en ongehinderde doorstroming
van perslucht te behouden.
1. Sluit een luchtslang met een diameter van Ø8 mm (niet meegeleverd) aan op de
geschikte persluchtvoorziening die tussen 6 en 8 bar is afgesteld.
2. Sluit het ander uiteinde van de luchtslang aan op de luchtinlaat (20) van het
gereedschap.
3. Schakel het gereedschap in en stel de Air Valve (Luchtklep) in op AAN (AAN) in de
User Parameter (Gebruikersparameter).
4. Draai de luchtklep (18) volledig open om de luchtstroom te maximaliseren.
5. Schakel de persluchtvoorziening in.
6. Druk op de omkeerknop (13) en laat deze los om te controleren of het automatisch
blaassysteem goed werkt. Pas de luchtstroom indien nodig aan via de luchtklep (18).
32
Steunarm (21)
Beschermkap (2)
7. Inbedrijfstelling
OPMERKING!
» Inbedrijfstelling helpt de prestaties van het gereedschap te optimaliseren. Door de
functionaliteit van het toestel grondig te testen en te verifiëren, kunnen potentiële
gevaren en veiligheidsrisico's worden geïdentificeerd en aangepakt voordat het
gereedschap in gebruik wordt genomen.
7.1 Vullen met smeerolie
VOORZICHTIG! Gevaar voor letsel!
» Schakel het gereedschap uit en trek de stekker eruit voordat u probeert smeerolie
toe te voegen of te vervangen.
VOORZICHTIG! Risico op schade!
» Controleer regelmatig het oliepeil in het oliereservoir (17) en vul olie bij indien
nodig. Het gereedschap gebruiken met onvoldoende olie of het laten draaien
zonder olie kan schade toebrengen aan het werkstuk en de tap.
OPMERKING!
» Vul het oliereservoir (17) alleen met hoogwaardige synthetische tap- of snijolie.
» De capaciteit van het smeeroliereservoir (17) is ongeveer 500 ml. Vul het niet te veel.
1. Draai de olievulplug (6) los.
2. Gebruik een trechter om langzaam de juiste smeerolie in het oliereservoir (17) te
gieten en gemors of te veel vullen wordt vermeden.
3. Vul de olie tot ongeveer 5 mm van de bovenkant van de reservoiropening.
4. Plaats de olievulplug (6) weer terug en zorg ervoor dat deze stevig is vastgedraaid
voor een goede afdichting.
7.2 Pre-operationele controles en procedures
• Inspecteer het gereedschap visueel op tekenen van schade, slijtage of losse
onderdelen voordat u het in gebruik neemt.
• Zorg ervoor dat het gereedschap stevig is gemonteerd op een vlak en stabiel
oppervlak, door het direct te verankeren met de meegeleverde bouten of door het
te plaatsen op een permanente magnetische basis.
• Maak uzelf vertrouwd met de bedieningselementen van het gereedschap. Begrijp
hoe u het gereedschap start, bedient en stopt.
• Zorg ervoor dat het gereedschap voldoende smeerolie heeft voordat u met de
werkzaamheid begint. Controleer het oliepeil in het oliereservoir (17) en verifieer
dat het minimaal 5 mm van de bovenkant van de reservoiropening bereikt.
• Controleer de steunen (8) om er zeker van te zijn dat ze correct functioneren en de
benodigde controle bieden over de beweging van de scharnierarm (7).
• Zorg ervoor dat de luchtaansluiting op de luchtinlaat (20) goed vastzit en vrij is van
lekkages.
• Maak het gebied rondom het gereedschap vrij en zorg ervoor dat er geen obstakels
of brandbare materialen in de buurt zijn.
• Start het gereedschap volgens de instructies en houd het in de gaten op
ongebruikelijke geluiden, trillingen of prestatieproblemen.
7.2.1 Testen op lekken
OPMERKING!
» Als er lekkende componenten worden vastgesteld, stop het gereedschap en de
luchtvoorziening onmiddellijk en laat de luchtdruk uit het systeem ontsnappen.
Draai de fittingen of verbindingen aan waar de lekken werden waargenomen.
» Als het aandraaien de lekkage niet oplost, moet het defecte component mogelijk
worden vervangen.
1. Breng de zeepwateroplossing aan op alle koppelingen en verbindingen tussen het
gereedschap en de luchtvoorziening.
2. Zet de luchtvoorziening aan en stel de luchtklep (18) in op de maximale toegestane
druk voor het gereedschap.
3. Druk op de startknop (14) om het gereedschap te starten en laat het hele
pneumatische systeem de maximale toegestane druk bereiken.
4. Observeer zorgvuldig de gebieden waar de zeepwateroplossing is aangebracht.
5. Let op eventuele belvorming, dit kan de aanwezigheid van een luchtlek aangeven.