10. In gebruik nemen
Voor het starten van de motor moet worden gewaar-
borgd dat het vermogen van de verbruiker voldoet aan
de capaciteit van de generator. Het nominale vermo-
gen mag niet worden onderschreden. Sluit voor het
starten van de motor geen verbruiker aan!
m Let op! Gevaar voor vergiftiging!
- Gebruik het apparaat alleen buitenshuis en nooit in
gesloten of slecht geventileerde ruimten.
10.1
Motor starten met E-start (Afb. 1, 7)
Aanwijzing: De accu (16) moet zijn opgeladen en
aangesloten om de generator te starten. Anders moet
de generator worden gestart, zoals in hoofdstuk 10.2
beschreven.
1.
Chokehendel (6) in koude stand op CLOSED zet-
ten, door de hendel naar rechts te bewegen. Cho-
kehendel (6) in warme stand in de positie OPEN
brengen, door de hendel naar links te bewegen.
2.
Zet de brandstofkraan (7) in stand „ON".
3.
Zet de aan/uit-schakelaar (5) op stand "ON".
4.
Als de motor ook na meerdere pogingen niet aan-
springt, start u het apparaat zoals in hoofdstuk
10.3. beschreven.
5.
Zet de chokehendel (6) terug in de stand OPEN
terwijl de motor opwarmt.
10.2
Motor starten met starterkoord (9)
(afb. 1, 7)
Let op! Laat nooit het starterkoord (9) terugschieten.
Dit kan tot schade leiden.
1.
Zet de brandstofkraan (7) op „ON".
2.
Zet de aan/uit-schakelaar (5) op stand "ON".
3.
Trek nu het starterkoord (9) snel aan tot de motor
start. Als de motor niet start, herhaalt u de werk-
wijze.
4.
Als de motor ook na meerdere pogingen niet aan-
springt, dient u hoofdstuk "Verhelpen van storin-
gen" te raadplegen.
Aanwijzing:
Als de motor voor de eerste keer wordt gestart, zijn
er meerdere pogingen nodig, totdat de brandstof van
de brandstoftank naar de motor is verplaatst en deze
aanspringt.
Aanwijzing: Als de accu (16) van het apparaat leeg
is, kan de motor alleen worden gestart met het star-
terkoord (9).
Als de accu (16) volledig is ontladen, gaat u als volgt
onder hoofdstuk 12.2 en 11.4 verder.
10.3
Motor uitschakelen (afb. 1, 7)
LET OP:
Schakel de generator niet uit, als de aangesloten ver-
bruikers in gebruik zijn.
Laat de generator kort (ca. 30 seconden) onbelast lo-
pen, voordat u hem uitzet, zodat deze kan "nakoelen".
1.
Zet de aan/uit-schakelaar (5) in de stand „OFF".
2.
Zet de brandstofkraan (7) in stand „OFF".
3.
Koppel de stroom los van het aangesloten appa-
raat.
10.4
Spanningsmeter (4) (afb. 1)
De spanningsmeter (4) is bij een draaiende motor actief
en geeft het uitgangsvermogen aan.
10.5 Overbelastingsbeveiliging-stroomonderbre-
ker 230 V / 400 V (3) (afb. 1)
De overbelastingsbeveiliging wordt actief bij een te
hoge vermogensafname en schakelt de 230 V resp.
400 V contactdozen uit. De stroomonderbreker 230 V
/ 400 V (3) wordt hierbij automatisch in de stand „OFF"
gezet.
1.
Schakel het apparaat uit zoals beschreven in
hoofdstuk 10.3.
2.
Koppel de verbruiker los van het apparaat.
3.
Wacht een minuut.
4.
Schakel de stroomonderbreker 230 V / 400 V (3)
in „ON".
Let op! Defecte stroomonderbreker mogen alleen door
gelijksoortige stroomonderbrekers met hetzelfde ver-
mogen worden gebruikt. Neem hiervoor contact op met
de klantenservice.
10.6 „RESET"-knop (12a) voor 12 V (afb. 1)
Als de overbelastingsbeveiliging is geactiveerd, brengt
de „RESET"-knop (12a) het uitgangsvermogen van de
generator weer tot stand. Het is dan niet nodig om de
motor opnieuw te starten.
1.
Wacht een minuut.
2.
Druk op de „RESET"-knop (12).
www.scheppach.com
NL | 87