1 inbussleutel SW 5
1 schroevendraaier
Om wille van verpakkingstechnische redenen is de
zaagtafel en de tafelverbreding niet gemonteerd.
8.1 Zaagtafel monteren (afb. 2-3)
• Verwijder de vleugelmoer (21), de vaststelgreep
(22), de twee ringen en de klemplaat (23). (Afb.2)
• Schuif de zaagtafel (7) over het zaagblad (26). Be-
vestig deze met de plaat (23), de twee ringen, de
vleugelmoer (21) en de vaststelgreep (22) aan de
beide schroeven op het machineframe (18). (Afb. 3)
• Monteer de schroef M6x35 (36) met twee volgringen
(37) en de moer (38) op de tafel. (Afb. 3)
8.2 Monteren van de tafelverbreding
(afb. 4+4.1+4.2+4.3+4.4)
• Verwijder de beide schroeven (39) en kartelringen
(40) van de tafelverbreding (8). (Afb. 4)
• Schuif de tafelverbreding (8) op de aan de machine
gemonteerde tafel (7). Let er daarbij op dat span-
hendel (10) is geopend (afb. 4.1+4.2).
• Schuif de tafelverbreding nu volledig op de tafel
(afb. 4.3) om de beide schroeven (39) aan beide zij-
den de fixeren. (Afb. 4.4.) Let op dat de schroeven
(39) aan beide zijden worden gemonteerd. De bei-
de schroeven worden gebruikt voor de uitschuifbe-
grenzing van de tafelverbreding.
8.3 Parallelaanslag (afb. 5)
• Monteer de parallelaanslag (14) door deze aan de
achterzijde te plaatsen en de klemhendel (42) naar
onderen toe te fixeren.
• Bij de demontage haalt u de klemhendel (42) naar
boven en verwijdert u de parallelaanslag (14).
• Het klemvermogen van de parallelaanslag kan met
de achterste kartelmoer (41) worden ingesteld.
8.4 Instellen van de zaagbreedte (afb. 5+5.1)
• Bij het in de lengte zagen van houten delen moet de
parallelaanslag (14) worden gebruikt.
• Plaats de parallelaanslag (14) op de geleiderail (43)
rechts of links van het zaagblad.
• Op de geleiderail voor de parallelaanslag (43) bevin-
den zich 2 schalen, die de afstand tussen de aan-
slagrail en het zaagblad aangeven.
• Parallelaanslag (14) op de gewenste maat op het
peilglas (44) instellen en met de klemhendel (42)
voor parallelaanslag fixeren. (Afb. 5)
80 | NL
www.scheppach.com
8.5 Instellen van de tafelverbreding (afb. 6-6.2)
• Bij bijzonder brede werkstukken moet altijd de tafel-
verbreding (8) worden gebruikt.
• Draai de klemhendel (10) los en schuif de tafelver-
breding er dusdanig ver uit dat het te zagen werk-
stuk er op kan liggen, zonder te kantelen. (Afb. 6.2)
8.6 Zaagband spannen (afb. 1)
m LET OP! Bij langere stilstand van de zaag moet de
zaagband ontspannen worden, d.w.z. voor het inscha-
kelen van de zaag moet de zaagbladspanning worden
gecontroleerd.
• Spanschroef (1) voor het spannen van de zaagband
(26) rechtsom draaien. De juiste spanning van de
zaagband kan door het drukken van de vinger te-
gen de zaagband ongeveer in het midden tussen
de beide zaagbandrollen (2+9) worden vastgesteld.
Hierbij mag de zaagband (26) slechts minimaal (ca.
1-2 mm) worden aangedrukt.
• De voldoende gespannen zaagband geeft een me-
talen geluid, als hier tegen aangetikt wordt.
• Ontspannen van de zaagband, indien deze voor
langere tijd niet wordt gebruikt, zodat deze niet uit
wordt gerekt.
m LET OP! Bij een te hoge spanning kan de zaagband
breken. GEVAAR VOOR LETSEL! Bij een te lage
spanning kan de aangedreven zaagbandrol (9) door-
draaien, waardoor de zaagband blijft staan.
8.7 Zaagband instellen (afb. 1 + 1a)
m LET OP! Voordat de instelling van de zaagband kan
worden uitgevoerd, moet de zaagband correct gespan-
nen worden.
• Zijdeksel (13) door het loshalen van de dekselver-
grendeling (12) met behulp van de schroevendraaier
(33) openen.
• Bovenste zaagbandrol (2) langzaam rechtsom
draaien. De zaagband (26) moet centraal op de
zaagbandrol (2) lopen. Als dit niet het geval is, moet
de hellingshoek van de bovenste zaagbandrol (2)
worden gecorrigeerd.
• Als de zaagband (26) meer naar de achterste kant
van de zaagbandrol (2) loopt, dan moet de instel-
schroef (17) linksom worden gedraaid.
• Open de borgschroef voor de bovenste zaagbandrol
(16).
• Onderste zaagbandrol (9) langzaam met de hand
draaien om de positie van de zaagband (26) te con-
troleren.
• Als de zaagband (26) meer naar de voorkant van
de zaagbandrol (2) loopt, dan moet de instelschroef
(17) rechtsom worden gedraaid.
• Na het instellen van de bovenste zaagbandrol (2)
moet de positie van de zaagband (26) op de onder-
ste zaagbandrol (9) worden gecontroleerd.
• De zaagband (26) moet hierbij eveneens in het mid-
den van de zaagbandrol (9) liggen. Als dit niet het
geval is, moet de neiging van de bovenste zaag-
bandrol (2) nogmaals worden versteld.
• Tot de verstelling van de bovenste zaagbandrol (2)
op de zaagbandpositie op de onderste zaagbandrol
(9) werkt, moet de zaagbandrol enkele malen wor-
den gedraaid.
• Borgschroef voor de zaagbandrol boven (16) aan-
halen.
• Na een geslaagde instelling moet het zijdeksel (13)
weer worden gesloten en met de dekselvergrende-
lingen (12), met behulp van de schroevendraaier
(33) weer worden geborgd.
8.8 Zaagbandgeleiding Instelling (afb. 7-10)
Zowel de steunlagers (46 + 52) als de geleidepennen
(47 + 56) moeten na elke vervanging van de zaagband
opnieuw worden ingesteld.
• Zijdeksel (13) door het loshalen van de dekselver-
grendeling (12) met behulp van de schroevendraaier
(33) openen.
8.8.1 Bovenste steunlager (46) (afb. 7)
• Inbusschroef steunlager boven (45) losdraaien.
• Steunlager (46) zo ver verschuiven totdat deze de
zaagband (26) helemaal niet meer aanraakt (afstand
max. 0,5 mm).
• Inbusschroef steunlager boven (45) weer aanhalen.
8.8.2 Onderste steunlager (52) instellen (afb. 9)
• Zaagtafel analoog 8.1 in omgekeerde richting de-
monteren.
• Inbusschroef steunlager onder (51) losdraaien.
• Steunlager onder (52) zo ver verschuiven totdat
deze de zaagband (26) helemaal niet meer aanraakt
(afstand max. 0,5 mm).
• Inbusschroef steunlager onder (51) weer aanhalen.
8.8.3 Bovenste geleidepennen (47) instellen
(afb. 7+8)
• Inbusschroeven opnamehouder boven (50) los-
draaien
www.scheppach.com
• Opnamehouder boven (49) van de geleidepennen
(47) verschuiven, totdat de voorkant van de gelei-
dingspen (47) ca. 1 mm achter de tandbasis van de
zaagband ligt.
• Inbusschroeven opnamehouder boven (50) weer
aanhalen.
m LET OP! De zaagband wordt onbruikbaar als de
tanden bij een lopende zaagband de geleidepennen
aanraken.
• Inbusschroef geleidepennen boven (48) losdraaien.
• Geleidepennen (47) in de richting van de zaagband
schuiven!
m LET OP! Afstand tussen de geleidepennen (47) en
de zaagband (26) mag max. 0,5 mm bedragen.
(Zaagband mag niet klemmen)
• Inbusschroeven (48) weer aanhalen.
• Bovenste zaagbandrol (2) enkele keren rechtsom
draaien.
• Instelling van de geleidepennen boven (47) nog-
maals controleren en eventueel afstellen.
• Eventueel steunlager boven (46) (8.8.1) afstellen.
8.8.4 Onderste geleidepennen (56) instellen
(afb. 9+10)
• Zaagtafel (7) demonteren
• Schroef opnamehouder onder (53) losdraaien (in-
bussleutel SW 5)
• Opnamehouder onder (57) van de geleidepennen
onder (56) verschuiven, totdat de voorkant van de
geleidingspen onder (56) ca. 1 mm achter de tand-
basis van de zaagband ligt.
• Schroef opnamehouder onder (53) weer aanhalen.
m LET OP! De zaagband wordt onbruikbaar als de
tanden bij een lopende zaagband de geleidingspen
aanraken.
• Inbusschroef geleidepennen onder (55) losdraaien.
• De beide geleidepennen onder (56) zo ver in de
richting van de zaagband schuiven, tot de afstand
tussen de geleidingspennen (56) en de zaagband
(26) max. 0,5 mm bedraagt. (Zaagband mag niet
klemmen)
• Inbusschroeven voor geleidepennen onder (55)
weer aanhalen.
• Onderste zaagbandrol (9) enkele keren rechtsom
draaien.
• Instelling van de geleidepennen onder (56) nog-
maals controleren en eventueel afstellen.
• Eventueel steunlager onder (52) (8.8.2) afstellen.
NL | 81