Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Cf: Draaggolffrequentie; Ac: Versnelling; Ay: Anticycling; Ae: Activering Van De Antiblokkeerfunctie - DAB ACTIVE DRIVER PLUS M/T 1.0 Installations- Und Wartungsanleitungen

Vorschau ausblenden Andere Handbücher für ACTIVE DRIVER PLUS M/T 1.0:
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 149

6.6.10 CF: draaggolffrequentie

Instelling van de draaggolffrequentie van de modulatie van de inverter. De in de fabriek vooringestelde waarde is in de
meeste gevallen de juiste waarde, het wordt dan ook afgeraden om wijzigingen door te voeren tenzij men zich echt
ten volle bewust is van het effect van de uitgevoerde veranderingen.

6.6.11 AC: Versnelling

Instelling van de variatiesnelheid waarmee de inverter de frequentie varieert. In het algemeen is de vooringestelde
waarde optimaal. Als er startproblemen of HP-fouten zijn, kan de AC-waarde worden verlaagd. Over het algemeen is
de vooringestelde waarde optimaal, maar in het geval er zich problemen bij de start voordoen of HP fouten, kan deze
waarde veranderd en verlaagd worden. Iedere keer dat u deze parameter wijzigt, is het goed om te controleren of de
regeling van het systeem nog steeds goed is. Bij problemen door oscillatie verlaagt u de versterkingen GI en GP zie
de paragrafen 6.6.5 en. 6.6.4 Het verlagen van AC maakt de inverter langzamer.

6.6.12 AY: Anticycling

Deze functie dient om veelvuldig in- en uitschakelen in geval van verliezen in de installatie te voorkomen. De functie
kan in 2 verschillende modi worden geactiveerd: normaal en smart.
In de normale modus blokkeert de elektronische besturing de motor na N identieke start/stopcycli. In de smartmodus
daarentegen werkt hij op de parameter RP om de negatieve effecten van lekken te verminderen. Als de functie wordt
ingesteld op "Gedeactiveerd", grijpt hij niet in.

6.6.13 AE: activering van de antiblokkeerfunctie

Deze functie dient ervoor om mechanische blokkeringen te vermijden in het geval van lange inactiviteit. De werking
bestaat eruit dat de pomp periodiek in werking wordt gesteld.
Wanneer de functie geactiveerd is, zal de pomp iedere 23 uur een 1 minuut durende deblokkeercyclus uitvoeren.
LET OP: Alleen voor inverters van het type M/M: aangezien voor het starten van een eenfasepomp een
startfrequentie van ongeveer de nominale frequentie noodzakelijk is gedurende een bepaalde tijd (zie par. 6.6.17 en
6.6.18), kan er telkens wanneer de blokkeringbeveiliging bij gesloten nutsleidingen in werking treedt een drukstijging
plaatsvinden in de installatie.
Alleen geldig in het geval van inverters van het type M/M. Het is belangrijk dat u zich ervan
verzekert dat de geïnstalleerde elektropomp een maximale opvoerhoogte heeft die de capaciteit
van het systeem niet te boven gaat. Als dat niet zo is, is het raadzaam de functie tegen blokkering
uit te schakelen.

6.6.14 AF: Anti freeze

Als deze functie geactiveerd is, wordt de pomp automatisch aan het draaien gebracht wanneer de temperatuur in de
buurt van het vriespunt komt, om te voorkomen dat de pomp zelf kapot gaat.
LET OP: alleen geldig in het geval van inverters van het type M/M. Aangezien het, om de start van een éénfase pomp
te garanderen, nodig is een startfrequentie te hebben die voor een zekere tijd in de buurt van de nominale frequentie
ligt (zie par 6.6.17 e 6.6.18) kan zich, iedere keer dat de antivries in werking treedt met gesloten gebruikers, een
drukstijging in de installatie voordoen.
Alleen geldig in het geval van inverters van het type M/M. Het is belangrijk dat u zich ervan
verzekert dat de geïnstalleerde elektropomp een maximale opvoerhoogte heeft die de capaciteit
van het systeem niet te boven gaat. Als dit niet zo is, verdient het de aanbeveling de
antivriesfunctie te deactiveren.

6.6.15 Set-up van de digitale hulpingangen IN1, IN2, IN3

In deze paragraaf worden de functies en de mogelijke configuraties van de ingangen door middel van de parameters
I1, I2, I3. De ingangen I2 en I3 zijn alleen beschikbaar op inverters van het type M/T en T/T.
Zie voor de elektrische aansluitingen par. 2.3.3.
De ingangen zijn allemaal gelijk en aan elk ervan kunnen alle functies worden toegekend. Via de parameter IN1..IN3
koppelt men de gewenste waarde aan de i-ste ingang.
Iedere aan de ingangen gekoppelde functie wordt verderop in deze paragraaf nader toegelicht. In Tabel 23 vindt u
een overzicht van de functies en de verschillende configuraties.
De fabrieksconfiguraties zijn te zien in Tabel 22.
NEDERLANDS
Fabrieksconfiguraties van de
digitale ingangen IN1, IN2, IN3
Ingang
1
1 (vlotter NO)
2
3 (P aux NO)
3
5 (activering NO)
Tabel 23: Fabrieksconfiguratie van de ingangen
235
Waarde

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis