DE GEÏMPLANTEERDE NEUROSTIMULATOR PROGRAMMEREN
6
1
2
4
5
3
Wanneer de CP verbinding maakt met de geïmplanteerde
neurostimulator (model 1101) van de patiënt, stelt de CP de
gebruiker in staat het volgende te doen:
Een nieuwe neurostimulator opstellen
•
De status van een neurostimulator bekijken
•
De stimulatie‐instellingen van een
•
neurostimulator programmeren
De neurostimulator in de slaapstand plaatsen
•
Het scherm Patient Device (apparaat van patiënt) wordt
weergegeven wanneer de CP verbinding maakt met een
neurostimulator. Het scherm Patient Device (apparaat van
patiënt) wordt voor het volgende gebruikt:
Nieuwe neurostimulators opstellen
•
De status van neurostimulators controleren
•
De volgende informatie en functies zijn beschikbaar op het
scherm Patient Device (apparaat van patiënt):
1 Basisinformatie over het apparaat
2 Stimulatieregelingsmodule
3 Elektrode-impedanties
4 Historische therapiegegevens
5 Huidige stimulatie-instellingen
6 Drempelwaardegegevens
In de volgende paragrafen worden nadere bijzonderheden
gegeven over de informatie en functies die beschikbaar zijn op
het scherm Patient Device (apparaat van patiënt).
485