Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Telwin Superior 400CE VRD-Migpack 400V Bedienungsanleitung Seite 30

Drahtzufuhreinrichtung
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 17
- Sluit de waterslangen vanaf de draadtrekker aan op de
snelkoppelingen van de koelingsgroep (alleen voor de versie met
waterkoeling R.A.).
WATERKOELINGSGROEP (G.R.A.) AANSLUITEN OP HET NET
(alleen voor de versie met waterkoeling R.A.)
- Controleer voordat u elektrische aansluitingen uitvoert of de
netspanning en -frequentie die op de installatieplaats aanwezig
zijn overeenkomen met de gegevens op het serieplaatje van de
koelingseenheid.
- De koelingseenheid mag uitsluitend worden aangesloten op een
voedingssysteem waarvan de nulgeleider is aangesloten op de
aarde.
- Sluit de bijgeleverde kabel aan op de koelingseenheid (AFB. I) met
de speciale connector (vrouwelijk 5-polig). Sluit het vrije uiteinde
van de kabel aan op een standaard-stekker (2P + A); de speciale
aarde-aansluiting moet worden aangesloten op de aardgeleider
(geel-groen) van de voedingslijn.
De stekker en het contact moeten een nominale spanning en
stroom hebben die overeenkomt met de technische gegevens.
BEHEER VAN DE DRAADAANVOER (AFB. D)
Voor een algemeen gebruik van de draadtoevoer moet de 14-polige
stuurkabel worden aangesloten op de volgende manier:
- 24Vac 50/60Hz 10VA tussen pin 1 en 2: ingang voeding
elektromagnetische klep.
- 32Vac 50/60Hz 190VA tussen pin 1 en 3: ingang voeding motor.
- De 0Vac moeten beide worden aangesloten op pin 1.
- Inschakelen generator op pin 4: uitgang opdracht generator.
Als de toorts-toets wordt ingedrukt, wordt pin 4 op het potentiaal
van pin 1 gebracht. Met andere woorden: als de motor actief is,
keert er van de draadtrekker 24Vac terug tussen pin 4 en 2.
Als dit signaal goed wordt beheerd, waarschuwt het de generator
dat deze stroom moet afgeven.
- Ingang negatieve potentiaal van de uitgangsspanning van het
lasapparaat op pin 5 zorgt ervoor dat de uitgangsspanning kan
worden afgelezen op het display van Afb. B (6).
- Potentiometer van Afb. B (3) op pin 6 (minimum), 7 (maximum) en
8 (cursor). De gebruikte potentiemeter is 10KΩ 0.2W lineair.
- Ingang van herkenning draadtrekker: aanwezigheid draadtoevoer
op pin 10. Deze pin heeft hetzelfde potentiaal als pin 6. Als de
stuurkabel op de generator wordt aangesloten, worden pin 10 en 6
kortgesloten.
Als dit signaal goed wordt beheerd, waarschuwt het de generator
dat de draadtoevoer is aangesloten.
Aanbevelingen
- Draai de connectoren van de laskabels helemaal in de
snelkoppelingen (als die er zijn), voor een perfect elektrisch
contact; als u dat niet doet, zullen de connectoren zelf oververhit
raken en daardoor snel verslijten en minder efficiënt gaan werken.
- Gebruik zo kort mogelijke laskabels.
- Gebruik geen metalen constructies die geen deel uitmaken van
het werkstuk als vervanging van de retourkabel van de lasstroom;
dat kan gevaarlijk zijn voor de veiligheid en slechte lasresultaten
opleveren.
DE DRAADSPOEL LADEN (FIG. E)
OPGELET! CONTROLEER VOORDAT U BEGINT
MET HET LADEN VAN DE DRAAD OF HET LASAPPARAAT
IS
UITGESCHAKELD
VOEDINGSNET.
CONTROLEER
OF
DRAADGELEIDERMOF EN HET CONTACTBUISJE VAN DE
TOORTS OVEREENKOMEN MET DE DIAMETER EN HET
TYPE DRAAD DAT U WILT GEBRUIKEN EN OF ZE GOED ZIJN
GEMONTEERD. DRAAG TIJDENS HET AANBRENGEN VAN DE
DRAAD GEEN BESCHERMENDE HANDSCHOENEN.
- Open het luik van de haspelruimte.
- Plaats de draadrol op de haspel; controleer of het trekpennetje van
de haspel goed in het gat zit (1a).
- Maak de contradrukrol(len) vrij en verwijder ze van de onderste
rol(len) (2a).
- Controleer of de trekrol(len) geschikt is/zijn voor de gebruikte
draad (2b).
- Maak het begin van de draad vrij, snijd het vervormde uiteinde
EN
LOSGEKOPPELD
DE
DRAADMOFROLLEN,
ervan recht en glad af; draai de spoel linksom en steek het begin
van de draad in de ingangs-draadgeleider door deze 50-100 mm in
de draadgeleider van de toortsfitting te duwen (2c).
- Plaats de contrarol(len) terug en stel de druk ervan af op een
gemiddelde waarde; controleer of de draad goed in de gleuf van
de onderste rol (3) is geplaatst.
- Rem de haspel iets af met de stelschroef die op het midden van de
haspel zelf zit (1b).
- Verwijder het mondstuk en het contactbuisje (4a).
- Steek de stekker van het lasapparaat in het stopcontact, zet het
lasapparaat aan, druk op de toorts-toets of de draaddoorvoertoets
op het bedieningspaneel (als die aanwezig is) en wacht tot het
begin van de draad door het hele draadgeleideromhulsel is
gelopen en 10-15 cm uitsteekt aan de voorkant van de toorts, laat
de toets los.
OPGELET! Tijdens deze handelingen staat de
draad onder elektrische spanning en wordt er mechanische
kracht op uitgeoefend; de draad kan dus, als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt, gevaar voor elektrische schok en
verwondingen opleveren en elektrische bogen opwekken:
- Richt de opening van de toorts niet op lichaamsdelen.
- Houd de toorts uit de buurt van de gasfles.
- Monteer het contactbuisje en het mondstuk weer op de toorts (4b).
- Controleer of de draad regelmatig wordt doorgevoerd; ijk de druk
van de rollen en de remming van de haspel op de kleinst mogelijke
waarden en controleer of de draad niet in de gleuf slipt en of de
stop van de lasmof de spiralen van de draad niet uitrekt door een
te grote traagheid van de spoel.
- Snijd het uiteinde van de draad die uit het mondstuk komt af op
10-15 mm.
- Sluit het luik van de motorruimte.
6. LASSEN: BESCHRIJVING VAN DE PROCEDURE
VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN
- Open en regel de beschermgasstroom met de drukverlager.
- Schakel het lasapparaat in en stel de lasspanning/-stroom van de
generator in met de potentiemeter van Afb. B (3).
LASSEN
Wanneer het apparaat is ingesteld met de eerder aangegeven
handelingen, hoeft u alleen nog de aardklem in contact te brengen
met het te lassen werkstuk, de toorts op de juiste afstand van het
werkstuk te houden en op de toorts-toets te drukken.
Voor moeilijke laswerkzaamheden verdient het aanbeveling een test
uit te voeren op een stuk proefmateriaal. Gebruik de regelknoppen
tegelijkertijd om de laskwaliteit te verbeteren. Als de boog in druppels
smelt en snel uitgaat, moet de snelheid van de draad worden
verhoogd of een lagere stroomwaarde worden gekozen. Als de draad
daarentegen hard op het werkstuk drukt en er projectie van materiaal
optreedt, moet de snelheid van de draad worden verminderd of moet
er een hogere stroomwaarde worden gekozen.
Bedenk verder dat ieder type draad betere resultaten geeft bij
een bepaalde doorvoersnelheid. Daarom verdient het bij moeilijke
en langdurige werkzaamheden ook aanbeveling draden met
verschillende diameters uit te proberen om de beste te kunnen
kiezen.
De indicatieve waarden van de stroom met de meest gebruikte
draden, staan weergegeven in de tabel (Tab. 3).
VAN
HET
ALUMINIUM LASSEN
DE
Voor dit lastype wordt ARGON of een mengsel van ARGON -
HELIUM gebruikt als beschermgas. De te gebruiken draad moet
dezelfde kenmerken hebben als het basismateriaal. Het verdient hoe
dan ook altijd de voorkeur een meer gelegeerde draad te gebruiken
(bijv. aluminium/silicium) en nooit een draad van puur aluminium.
Bij MIG-lassen van aluminium doen zich geen bijzondere problemen
voor, behalve bij het goed door de hele toorts trekken van de
draad, omdat aluminium zoals bekend is geen goede mechanische
kenmerken heeft en de doorvoerproblemen groter zijn naarmate de
Ø van de draad kleiner is.
Dit probleem kan met de volgende aanpassingen worden verholpen:
1 - Vervang de mof van de toorts door het teflon-model. Om de mof
te verwijderen, draait u de borgnokken aan het uiteinde van de
toorts los.
- 30 -

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis