4.4.2 Functiering vervangen
1. Verwijder de voetovertrek (zie hoofdstuk 4.2.1).
2. Draai met een inbussleutel (6 mm) de bevestigingsbout aan het distale uiteinde van de alu-
minium behuizing (afb. 2, pos. E) los en verwijder de bout (afb. 6, stap 1). U kunt dit naar
keuze van onderaf doen of door de inbussleutel door het gat in de piramideadapter te steken.
3. Haal de koker van de basis af (afb. 6, stap 2).
4. Trek de gemonteerde functiering los (afb. 6, stap 3).
5. Kies de gewenste functiering (zie hoofdstuk 4.4.1).
6. Functiering voorbereiden voor ingebruikneming
Om er zeker van te kunnen zijn dat apart bestelde functieringen goed werken, adviseert Ot-
tobock dergelijke functieringen vóór gebruik, met bijvoorbeeld het apart verkrijgbare voor-
comprimeerapparaat 4X247, voor te comprimeren. Zonder voorcompressie kunnen nieuwe
functieringen te stijf zijn. Bij gebruik van een voorgeïnstalleerde functiering of een voorgecom-
primeerde eenheid is dit niet nodig en kunt u doorgaan met stap 7.
a.
Open het voorcomprimeerapparaat.
b.
Zet de functiering in het voorcomprimeerapparaat (afb. 9)
c.
Comprimeer de functiering door de bout zover mogelijk aan te draaien of door de ring
vast te klemmen in een bankschroef (afb. 10).
d.
Compressieduur: minimaal 3 minuten, maximaal 15 minuten
e.
Open het voorcomprimeerapparaat en haal de functiering eruit.
7. Schuif de functiering over de koker (afb. 6, stap 4).
8. Voorzichtig - Om te voorkomen dat de schroefverbinding onbedoeld losraakt en de patiënt
ten val komt, moet u de schroefdraad van de prothesevoet en de bevestigingsbout reinigen,
zodat deze schoon zijn en vrij zijn van vet en andere verontreinigingen.
9. Monteer de prothesevoet weer (afb. 6, stap 5 en 6). Borg de bevestigingsbout met Loctite
243 of 246 en draai de bout met een 6 mm inbusbit op een momentsleutel met 15 Nm (133
in-lbs) aan; dit is nodig om de 6 mm inbusbit door het bovenste gat in de piramideadapter
te kunnen steken.
10. Plaats de voet in de voetovertrek (zie hoofdstuk 4.2.1).
4.5 Verhoogde onderdruk controleren
Om te controleren of het Harmony systeem de verhoogde onderdruk handhaaft, moet de mee-
geleverde manometer 755Z37 (apart verkrijgbaar via Ottobock) tijdelijk worden aangesloten.
1. Maak hiervoor de kokeraansluiting los van het inlaatventiel van de Harmony P3 pomp.
2. Sluit nu de slang van de manometer (korte zijde) aan op het inlaatventiel van de pomp en
sluit de loshangende kokeraansluiting aan op het open slangaanzetstuk van de manometer.
3. Laat de patiënt nadat het Harmony systeem correct bij hem is aangebracht, in staande hou-
ding de Harmony P3 pomp bedienen om een onderdruk van 508-847 mbar (15-25 in Hg) op
te bouwen.
4. Daarna mag de pomp niet meer worden bediend. Indien de onderdruk gehandhaafd blijft,
functioneert het systeem goed. Indien de onderdruk afneemt, moet het systeem worden ge-
controleerd (zie hoofdstuk 4.5.1).
94 | Ottobock