Werbung
10. Fahrtregler programmieren
Normalerweise ist der Fahrtregler bereits ab Werk korrekt program-
miert. Mit wenigen Schritten können Sie jedoch eine Neu-
programmierung durchführen, wenn z.B. der Antrieb startet, obwohl
sich der Gashebel (Bild 1, Pos. 13) der Fernsteuerung in Neutral-
stellung befindet und der Trimmregler nicht weit genug verstellt wer-
den kann.
Der eingebaute elektronische Fahrtregler hat eine Setup-Taste (siehe
Kreis im Bild rechts), über die sowohl die Mittelstellung als auch die
Vollgas-Position für die Vorwärts- bzw. Rückwärtsfahrt für den Gashe-
bel des Senders programmiert werden kann.
Diese Einstellung ist bereits vom Hersteller vorprogrammiert worden,
kann aber (wenn erforderlich) auch von Ihnen durchgeführt werden.
Gehen Sie dazu wie folgt vor:
• Stellen Sie das Fahrzeug unbedingt so auf, dass sich der Antrieb
frei drehen kann und die Räder keinen Kontakt zum Untergrund/
Boden haben. Fassen Sie während der Programmierung nicht in
den Antrieb hinein!
• Schalten Sie die Fernsteuerung ein, verbinden Sie den Fahrakku mit dem Fahrzeug und schalten Sie das Fahrzeug
ein (Schiebeschalter auf „ON").
• Lassen Sie den Gashebel an der Fernsteuerung los, so dass er sich in Mittelstellung befindet (Neutralstellung),
stellen Sie den Trimmregler für den Motor (Bild 1, Pos. 10) in die Mittelstellung. Möglicherweise läuft jetzt der Motor/
Antrieb.
• Drücken Sie kurz die Setup-Taste am Fahrtregler.
• Ein Piepton ist hörbar und die LED am Fahrtregler blinkt einmal, die Neutralstellung ist gespeichert. Der Motor/
Antrieb wird jetzt ausgeschaltet, der Fahrtregler befindet sich im Programmiermodus.
• Bewegen Sie den Gashebel an der Fernsteuerung in die Vollgas-Position für Vorwärtsfahrt (Gashebel zum Griff
ziehen) und halten ihn dort fest (der Motor läuft dabei nicht an, da sich der Fahrtregler noch im Programmiermodus
befindet).
• Drücken Sie kurz die Setup-Taste am Fahrtregler. Zwei Pieptöne sind hörbar und die LED am Fahrtregler blinkt
zweimal, die Vollgas-Stellung für die Vorwärtsfahrt ist gespeichert.
• Bewegen Sie den Gashebel an der Fernsteuerung in die Vollgas-Position für Rückwärtsfahrt (Gashebel vom Griff
wegdrücken) und halten ihn dort fest.
• Drücken Sie kurz die Setup-Taste am Fahrtregler und lassen Sie kurz danach den Gashebel los, so dass er wieder
in der Neutralstellung steht; andernfalls läuft der Antrieb an.
• Drei Pieptöne sind hörbar und die LED am Fahrtregler blinkt dreimal, die Vollgas-Stellung für die Rückwärtsfahrt ist
gespeichert. Die Programmierung ist beendet, der Programmiermodus wird verlassen.
• Testen Sie vorsichtig die neue Programmierung, ob das Fahrzeug wie gewünscht auf die Bewegung des Gashebels
am Sender reagiert.
16
8. Laden voertuigaccupack
Bij de levering is geen accupack voor het voertuig meegeleverd. Deze moet afzonderlijk worden besteld. U heeft een
accupack nodig met 6 SubC-Zellen (NiMH-accutechniek of NiCd) en een uitgangsspanning van 7.2V. Een dergelijk
accupack wordt vaak ook "racingpack" genoemd.
Het accupack is bij de levering normaliter leeg en moet worden opgeladen.
Voordat een accupack de maximale capaciteit zal leveren, moet deze meermaals ontladen en opgeladen worden.
Rijd het NiCd-accupack indien mogelijk steeds leeg, omdat anders het memory-effect kan optreden als u meermaals
een halfvolle accupack oplaadt. Dit betekent dat de accupack zijn capaciteit verliest. Hij zal niet meer de volledig
opgeladen energie leveren waardoor de rijtijd zal verminderen.
Bij accu's met NiMH-techniek is dit effect veel minder en het opladen van gedeeltelijk ontladen accu's minder proble-
matisch.
Hoogwaardige accupacks hebben niet alleen een grotere capaciteit zodat u langer met het model kunt rijden, maar
hebben onder belasting ook een hogere uitgangsspanning. Op deze manier beschikt de motor over een groter vermogen,
wat zich uit in een betere acceleratie en een hogere snelheid.
Als u meerdere accupacks of accu´s gebruikt, kan het voordelig zijn om een hoogwaardige oplader te kopen. Hiermee
Bild 3
kunt u normaal gezien de accu's snelladen, terwijl er naargelang de lader ook een ontlaadfunctie is.
Accu's warmen tijdens het laden of het ontladen (tijdens het rijden van het voertuig) op. Laad de accu's pas op, als ze
afgekoeld zijn tot op kamertemperatuur. Hetzelfde geldt na het laden; gebruik de accu pas als deze na het laden
voldoende is afgekoeld.
73
Quicklinks ausblenden:
Werbung
Kapitel
Fehlerbehebung
