12.2.4
De snaar (29) vervangen (afb. 17, 24)
• Draag veiligheidshandschoenen.
1. Demonteer het lintzaagblad (6) zoals beschreven on-
der 12.2.1.
2. Draai de riemspanbout (29a) los en druk de motor
(16) iets omhoog om de snaar (29) los te maken en
draai de riemspanbout (29a) iets vast.
Gebruik een 6 mm inbussleutel (E).
3. Demonteer de borgring van het bandwiel (33).
Gebruik een borgveertang*.
4. Verwijder het onderste riemwiel (25) van de riemwiel-
as (34) en verwijder de versleten snaar (29) van de
riemschijf (31) en de aandrijfriemschijf (30).
5. Plaats de nieuwe snaar (29) over de aandrijfriemschijf
(30).
6. Bevestig het onderste riemwiel (25) aan de riemwielas
(34) en plaats de snaar (29) over de riemschijf (31).
7. Plaats de snaar (29) op de gewenste aandrijfriem-
schijf (30) en op de parallel lopende riemschijf (31)
(S1 of S2).
Zorg ervoor dat de inkepingen in elkaar grijpen en dat
de snaar (29) gecentreerd is op de aandrijfriemschijf
(30) en de riemschijf (31).
8. Druk de motor (16) iets naar achteren en draai de
riemspanbout (29a) op de motor (16) weer vast om de
snaar (29) te spannen. Gebruik een 6 mm inbussleu-
tel (E).
9. Monteer het lintzaagblad (6) zoals beschreven onder
12.2.1.
* = niet altijd meegeleverd!
13 Transport
• Het product mag alleen aan het frame of de standaard
worden opgetild en getransporteerd. Voor het trans-
port mag nooit aan de veiligheidsvoorzieningen, de in-
stelgrepen of de zaagtafel worden geheven.
• Om het product te transporteren koppel het eerst los
van het stopcontact en zet het vervolgens op de be-
stemde plaats.
• De zaagbladveiligheidsinrichting moet tijdens het
transport van de lintzaag in de onderste positie staan.
• Om beschadigingen en letsel te vermijden, moet het
product tijdens het transport in voertuigen worden be-
veiligd tegen omvallen en wegglijden.
• Losgekoppelde veiligheidsinrichtingen nooit gebruiken
voor het heffen of transporteren.
14 Opslag
Bewaar het product en de bijbehorende accessoires op
een donkere, droge en vorstvrije en voor kinderen ontoe-
gankelijke plaats.
De optimale bewaartemperatuur ligt tussen 5 °C en 30 ˚C.
Bewaar het product in de originele verpakking.
Dek het product af om het te beschermen tegen stof of
vocht. Bewaar de gebruikshandleiding bij het product.
90 | NL
15 Elektrische aansluiting
De geïnstalleerde elektromotor is bedrijfsklaar aange-
sloten. De aansluiting voldoet aan de relevante VDE-
en DIN-voorschriften. De netaansluiting van de klant
en het gebruikte verlengsnoer moeten eveneens aan
deze voorschriften voldoen.
15.1
Belangrijke aanwijzingen
Bij overbelasting van de motor schakelt deze vanzelf uit.
Na een afkoeltijd (deze tijd is verschillend) kan de motor
weer worden ingeschakeld.
15.2
Defecte elektrische aansluitkabel
Bij elektrische aansluitkabels treedt vaak schade aan de
isolatie op.
Mogelijke oorzaken zijn:
• Drukpunten, als aansluitkabels door venster- of deuro-
peningen worden geleid,
• Knikken door een onvakkundige bevestiging of gelei-
ding van het netsnoer,
• Snijplekken omdat over de snoer is gereden,
• Beschadigde isolatie omdat de stekker uit de wand-
contactdoos is getrokken,
• Scheuren door veroudering van de isolatie.
Dergelijke defecte elektrische aansluitkabels mogen niet
worden gebruikt en zijn levensgevaarlijk als de isolatie is
beschadigd.
Controleer de elektrische aansluitkabels regelmatig op
schade. Let erop dat bij het controleren het netsnoer niet
op het stroomnet is aangesloten.
Elektrische aansluitkabels moeten aan de relevante VDE-
en DIN-voorschriften voldoen. Gebruik uitsluitend aansl-
uitkabels met dezelfde aanduiding H05VV-F.
Op de aansluitkabel moet de type-aanduiding vermeld
staan.
Veiligheidsvoorschriften voor het vervangen van
beschadigde of defecte netsnoeren
Aansluittype Y
Als het netsnoer moet worden vervangen, dan moet dit
door de fabrikant of zijn vertegenwoordiger worden ge-
daan om veiligheidsrisico's te voorkomen.
15.3
Wisselstroommotor
Aansluitingen en reparaties van de elektrische apparatuur
mogen uitsluitend door een elektromonteur worden uitge-
voerd.
• De netspanning moet 220 V – 240 V~ zijn.
• Verlengsnoeren moeten tot een lengte van 25 m een
doorsnede hebben van 1,5 vierkante millimeter.
Vermeld in geval van vragen de volgende gegevens:
• Stroomtype van de motor
• Gegevens van het typeplaatje van de motor
www.scheppach.com