Bijlage A – ANSI/ ASSP Z359.11
ANSI/ASSP Z359 Eisen voor het juiste gebruik en
onderhoud van complete gordels
Let op: Dit zijn algemene eisen en informatie die
worden voorgeschreven door ANSI/ASSP Z359. De
fabrikant van deze uitrusting kan strengere beperkin-
gen opleggen aan het gebruik van zijn product, zie de
instructies van de fabrikant.
1. Het is van essentieel belang dat gebruikers van dit
soort uitrusting de juiste opleiding en instructies
krijgen, met inbegrip van gedetailleerde procedures
voor een veilig gebruik van een dergelijke uitrusting
op het werk. ANSI/ASSP Z359.2, Minimale eisen
voor een gepland valbeveiligingsprogramma, specifi-
ceert richtlijnen en eisen voor een gepland valbeveil-
igingsprogramma van een werkgever, inclusief richt-
lijnen, verplichtingen en opleiding, valbeveiliging-
sprocedures, eliminatie en beheersing van valrisi-
co's, reddingsprocedures, ongevallenonderzoek en
evaluatie van de effectiviteit van het programma.
2. Om een harnasgordel goed te laten functioneren,
moet deze goed passen. Gebruikers moeten worden
getraind in het kiezen van de maat van hun har-
nasgordel en ervoor zorgen dat deze altijd goed zit.
3. De gebruiker moet de instructies van de fabrikant
voor de juiste maat en pasvorm opvolgen, waarbij er
vooral op moet worden gelet dat de gespen correct
zijn verbonden en uitgelijnd, dat de been- en schoud-
erriemen altijd goed op hun plaats zitten, dat de
borstriemen zich in het middelste borstgebied bevin-
den en dat de beenriemen zodanig zijn geplaatst en
zitten dat de geslachtsdelen bij een val niet worden
geraakt.
4. Harnasgordels die voldoen aan ANSI/ASSP
Z359.11, moeten worden gebruikt met andere com-
ponenten van een persoonlijk valbeveiligingssys-
teem die de maximale houdkrachten beperken tot
1800 pound (opmerking van de vertaler: dat is 816
kilogram) (8 kN) of minder.
5. Ophangingsintolerantie, ook wel hangtrauma of
orthostatische intolerantie genoemd, is een ernstige
aandoening die kan worden voorkomen door een
goede constructie van het klimharnas, onmiddellijke
redding en voorzieningen voor ophangingsontlasting
na een val. Een gebruiker die bij bewustzijn is, kan
een voorziening voor de ophangingsontlasting geb-
ruiken, waardoor de spanning rond de benen van de
gebruiker wordt weggenomen, de doorbloeding weer
mogelijk wordt en daardoor het ontstaan van het
hangtrauma kan worden vertraagd. Een verlenging
van een bevestigingselement mag niet rechtstreeks
worden bevestigd aan een verankering of
ankerverbinding voor valbeveiliging. Houdkrachten
moet met een energie-absorberende voorziening
worden beperkt tot een maximum van 1800 pound
(opmerking van de vertaler: dat is 816 kilogram) (8
kN). De lengte van de verlenging van het bevestig-
ingselement kan van invloed zijn op de vrije val-
hoogte en de berekeningen van de vrije val-speling.
6. De rek van een harnasgordel, dat wil zeggen de
maat waarmee een persoonlijk valbeveiligingssys-
teem tijdens een val kan rekken en vervormen, kan
bijdragen aan de algehele rek van het systeem bij het
opvangen van een val. Bij de berekening van de
totale val-speling voor een bepaald valbeveilig-
ingssysteem is het van belang rekening te houden
met de toename van de valhoogte als gevolg van de
rek van de harnasgordel, de lengte van de harnasgor-
del-verbinding, de plaats van het lichaam van de
gebruiker in de harnasgordel en alle andere factoren
die daaraan bijdragen.
7. Indien niet in gebruik, mogen ongebruikte klimsets
die nog aan de D-ring van de harnasgordel zijn
bevestigd, niet worden bevestigd aan enig werk-
houding-bepalend element of enig ander construc-
tie-element van de harnasgordel, tenzij dit door de
bevoegde persoon en de fabrikant van de set aan-
vaardbaar wordt geacht. Dit is vooral belangrijk bij
het gebruik van sommige sets in Y-vorm, omdat de
[gevaarlijke schok-] belasting door de ongebruikte
klimset gedeeltelijk kan worden overgedragen op de
gebruiker als de set niet kan loskomen van het klim-
harnas. De rustbevestiging van de set bevindt zich in
de regel in de borstzone, om het gevaar voor struike-
len en verstrengeling te beperken.
8. Losse riemuiteinden kunnen verstrikt raken in
machines of leiden tot het onbedoeld loskoppelen
van een compensator. Alle harnasgordels moeten
vergrendelingsriemen of andere componenten
hebben, die dienen om de losse riemuiteinden te
controleren.
9. Vanwege de aard van zachte lusverbindingen is
het aan te raden deze alleen te gebruiken voor het
verbinden met andere zachte lussen of karabiners.
Karabijnhaken mogen niet worden gebruikt, tenzij de
fabrikant toestemming heeft gegeven voor het geb-
ruik ervan. De delen 10-16 geven gedetailleerde in-
formatie wat betreft de positie en het gebruik van
verschillende bevestigingen die ter beschikking
worden gesteld voor deze harnasgordel.
10. Rug
Het rug-bevestigingselement moet worden gebruikt
als belangrijkste bevestiging voor valbeveiliging,
tenzij de toepassing het gebruik toestaat van een
verwisselbare bevestiging. De rug-bevestiging kan
ook worden gebruikt voor voortbewegingsbeperking
of redding. Bij een val met rug-bevestiging moet de
constructie van de harnasgordel de belasting door
de schouderriemen leiden, die de gebruiker steunen,
en om de bovenbenen heen. De rug-bevestiging van
een gebruiker zal na een val tot een verticale li-
chaamshouding leiden met een lichte kanteling naar
voren en een lichte druk op de onderkant van de
borst. De keuze tussen een verschuifbaar en een
vast rug-bevestigingselement moet zorgvuldig
worden gemaakt. Verschuifbare rug-bevestigingen
zijn meestal gemakkelijker aan te passen aan ver-
schillende gebruikersgroottes en laten een meer
verticale rustpositie toe na een val, maar ze kunnen
de rek van de harnasgordel vergroten.
11. Borst
De borst-bevestiging kan worden gebruikt als alter-
natieve bevestiging voor valbeveiliging voor toe-
passingen waarbij een deskundig persoon vaststelt
dat de rug-bevestiging ongeschikt is en waarbij een
val in geen enkele andere richting mogelijk is dan
met de voeten naar voren. Toegestane praktische
toepassingen voor borst-bevestiging zijn onder
andere ladderbeklimming met geleide valbeveiliging,
ladderbeklimming met zelf-oprollende reddingslijn
boven het hoofd voor valbeveiliging, werkhoud-
ing-bepaling en kabeltoegang. De borst-bevestiging
kan ook worden gebruikt voor voortbewegingsbep-
erking of redding. Bij een val met borst-bevestiging
moet de constructie van de harnasgordel de belast-
ing door de schouderriemen leiden, die de gebruiker
steunen, en om de bovenbenen heen. De
borst-bevestiging van een gebruiker zal na een val
ongeveer tot een zit- of wieg-houding leiden, waarbij
het gewicht zich concentreert op de bovenbenen, de
billen en de onderrug. Het werkhouding-bepaling van
de gebruiker door de borst-bevestiging zal tot een
nagenoeg verticale lichaamshouding leiden. Indien
de borst-bevestiging wordt gebruikt als valbeveilig-
ing, moet de bevoegde persoon die het gebruik
ervan beoordeelt maatregelen nemen om ervoor te
zorgen dat een val alleen kan plaatsvinden met de
voeten naar voren. Dit kan de beperking van de
toegestane vrije valhoogte omvatten. Een borst-
bevestiging die is ingebouwd in een verstelbaar type
borstriem, kan ertoe leiden dat de borstriem naar