N E D E R L A N D S
Gebruiksindicaties
Dit product is bedoeld voor het onderhuids
toedienen van insuline uit een infusiepomp.
CONTRA-INDICATIES
Dit product is niet bedoeld en ook niet geschikt
voor intraveneuze infusie (rechtstreeks in een
ader), of voor de infusie van bloed of
bloedproducten.
WAARSCHUWINGEN
Een onjuiste medicijnafgifte, infectie
■
en/of irritatie bij de infusieplaats kunnen het
resultaat zijn van een incorrecte inbrenging
en verzorging van de infusieplaats.
Controleer of het product nog steriel is; dit
■
is het geval als het steriele papier en het
veiligheidszegel onbeschadigd zijn.
reinig vóór het inbrengen de inbrengplaats
■
met isopropylalcohol.
Verwijder de naaldbeschermer voordat u de
■
infusieset inbrengt.
Breng de eerste keer de infusieset samen
■
met uw diabetesverpleegkundige in.
Zorg dat er geen lucht in de infusieset
■
achterblijft. Vul de infusieset helemaal.
Controleer regelmatig of de zachte canule
■
nog goed op zijn plaats zit. Deze kan
24
losgaan zonder dat u het voelt. Voor een
juiste medicijnafgifte is het belangrijk dat de
zachte canule altijd volledig in de huid zit.
maak de katheter voorzichtig los. Als
■
u te hard aan de katheter trekt, kan de
infusieset/inbrengnaald beschadigd raken.
Controleer na het losmaken van de katheter
of de infusieset nog goed op zijn plaats zit.
Als de infusieplaats ontstoken raakt, moet
■
u de infusieset vervangen en een nieuwe
infusieplaats gebruiken tot de oude plek
genezen is.
Vervang de infusieset als de pleister los
■
begint te laten, of als de zachte canule
geheel of gedeeltelijk uit de huid steekt.
Vervang de infusieset elke 48-72 uur,
■
of volgens de instructies van uw
diabetesbehandelteam.
Steek de inbrengnaald niet terug in de
■
infusieset. Door terugsteken kan de zachte
canule scheuren en de medicijnafgifte
ontregeld raken.
De infusieset nooit vullen of ontstoppen
■
terwijl deze aangesloten is. u kunt per
ongeluk te veel medicatie injecteren.
Gebruik geen ontsmettingsmiddel, parfum
■
of deodorant op de infusieset, want daar
kan het materiaal niet tegen.
Gooi de infusieset en inbrengnaald na
■
eenmalig gebruik weg in een afvalbak voor
naalden. Niet reinigen of hersteriliseren.
het product is steriel en niet-pyrogeen,
■
tenzij de verpakking geopend of beschadigd
is. Niet gebruiken als de verpakking
geopend of beschadigd is.
Paradigm-gebruikers mogen de infusieset
■
niet gebruiken als de naald in de
katheterverbinding beschadigd is.
Infusiesets koel en droog bewaren. Niet in
■
direct zonlicht leggen of in een auto laten
liggen.
Ga aseptisch (bacterievrij) te werk als u de
■
infusieset tijdelijk loskoppelt, en vraag aan
uw diabetesverpleegkundige hoe u gemiste
medicatie moet compenseren.
Als u insuline gebruikt, moet u uw
■
bloedglucosespiegel nauwlettend in
de gaten houden zolang de infusieset
losgekoppeld is en na het opnieuw
aankoppelen.
Als u insuline gebruikt en uw
■
bloedglucosespiegel onverklaarbaar hoog
wordt of er een verstoppingsalarm optreedt,
moet u de infusieset controleren op een
mogelijke verstopping of lekkage.
Bij twijfel de infusieset altijd vervangen,
■
aangezien het probleem ook kan worden
veroorzaakt door een loszittende,