in het vaatstelsel. De grootte van de Embosphere-micros-
feren moet zodanig worden geselecteerd dat ze niet via de
slagader in een ader terecht kunnen komen.
• Vanwege de significante complicaties van verkeerd gerichte
embolisatie dient uitzonderlijk behoedzaam te werk worden
gegaan bij ingrepen die extracraniële bloedsomLoop van het
hoofd en de hals omvatten en dient de arts de mogelijke
voordelen van het toepassen van embolisatie af te wegen
tegen de risico's en mogelijke complicaties van de ingreep.
Deze complicaties zijn onder meer blindheid, gehoorverlies,
verlies van reukzin, verlamming en overlijden.
• Vanwege de kronkelende vaten en dubbele aanvoerslagad-
ers in het bekkengebied moet men uiterst voorzichtig zijn
tijdens de embolisatie ter behandeling van symptomatische
benigne prostaathyperplasie. Tot de complicaties van een
verkeerde embolisatie behoren ischemie van het rectum, de
blaas, het scrotum, de penis of andere plaatsen.
• De patiënt kan ernstig, door straling geïnduceerd huidletsel
oplopen als gevolg van langdurige blootstelling aan door-
lichting, een grote omvang (van de patiënt), schuine rönt-
genprojecties en herhaalde blootstelling aan beeldvorming
of röntgenstraling. Raadpleeg het klinische protocol van uw
instelling om te zorgen dat de juiste stralingsdosis wordt
afgegeven voor elk specifieke type ingreep dat wordt uit-
gevoerd. Artsen moeten patiënten die risico lopen bewaken.
• Het optreden van door straling geïnduceerd letsel van de
patiënt kan vertraagd plaatsvinden. Patiënten moeten
voorgelicht worden over de mogelijke bijwerkingen van
straling en moeten geïnstrueerd worden met wie zij contact
moeten opnemen als zij symptomen vertonen.
• Let speciaal op tekenen van verkeerd gerichte embolisatie.
Tijdens de injectie moeten de vitale functies van de patiënt
zorgvuldig worden bewaakt, met inbegrip van SaO2 (bijv.
hypoxie, veranderingen in het CZS). Er dient te worden
overwogen de ingreep te beëindigen, te onderzoeken of er
shunts bestaan of een grotere microsfeergrootte te gebrui-
ken als er tekenen van verkeerd gerichte embolisatie optre-
den of als de patiënt symptomen vertoont.
• Overweeg een grotere maat microsferen te gebruiken als be-
wijs van embolisatie niet snel duidelijk is in het angiogram
tijdens de injectie van de microsferen.
Waarschuwingen m.b.t. het gebruik van kleine mi-
crosferen
• Een zorgvuldige afweging dient plaats te vinden wanneer
wordt overwogen embolische middelen te gebruiken met
een kleinere diameter dan kan worden weergegeven met
het resolutievermogen van uw beeldvormingsapparatuur.
De aanwezigheid van arterioveneuze anastomosen, bloed-
vaten in vertakkingen die van het te behandelen gebied
wegleiden of bloedvaten die zich voordoen maar die vóór
embolisatie niet duidelijk waren, kunnen verkeerd gerichte
embolisatie en ernstige complicaties tot gevolg hebben.
• Microsferen die kleiner dan 100 micron zijn, migreren in
het algemeen distaal naar anastomotische aanvoerende
slagaders en de kans is daarom groter dat ze de bloedsom-
Loop naar distaal weefsel beëindigen. Groter mogelijk isch-
aemisch letsel vloeit voort uit het gebruik van microsferen
met een kleinere grootte; vóór embolisatie moet rekening
worden gehouden met dergelijk letsel. De mogelijke gevol-
gen zijn onder meer: zwelling, necrose, verlamming, abces
en/of een heviger postembolisatiesyndroom.
• Zwelling na embolisatie kan leiden tot ischaemie van weef-
sel naast de te behandelen plaats. Er dient behoedzaam te
werk worden gegaan om ischaemie-intolerant, niet te be-
handelen weefsel zoals zenuwweefsel te vermijden.
INSTRUCTIES
• Positioneer de katheter op de gewenste plaats en maak een
aanvangsangiogram om de bloedtoevoer van de laesie te
evalueren.
• Embosphere-microsferen zijn verkrijgbaar in een brede
waaier van maten. Wegens het gevaar van verkeerd gerichte
embolisatie en de intrinsieke variabiliteit in sfeergrootten,
dient de arts de grootte van de Embosphere-microsferen
nauwkeurig te kiezen volgens de grootte van de te behan-
delen doelvaten en de beoogde vaatocclusie.
• Selecteer de grootte van de microsferen zorgvuldig overeen-
komstig de grootte van de geïdentificeerde bloedvaten en
de gebruikte katheter. Embosphere-microsferen zijn flexi-
bele partikels die een tijdelijke compressie van 20 tot 30%
kunnen ondergaan om de doorgang door microkatheters te
vergemakkelijken. Onderzoek heeft een directe correlatie
aangetoond tussen de grootte van de microsferen en de
grootte van de geoccludeerde bloedvaten.
• Controleer of de verpakking intact is. De buitenkant van de
ampul is steriel.
• Wervel de geopende ampul voorzichtig en giet de inhoud
vervolgens in een steriele metalen/roestvrijstalen cup.
• Met klem wordt aanbevolen om contrastmiddel toe te voe-
gen om de injectie radiologisch te controleren. Overschrijd
niet een maximale verhouding van 50% contrastmiddel
op 50% fysiologische zoutoplossing! Om de diffusie van
microsferen in het te emboliseren gebied te optimaliseren,
verdient het aanbeveling een redelijk verdunde oplossing
te gebruiken.
• Om een homogeen mengsel te verkrijgen, wervelt u de
cup ongeveer één minuut lang. Gebruik niet de spuit of
een ander instrument om de suspensie tot stand te bren-
gen, omdat dit de Embosphere- microsferen zou kunnen
beschadigen.
• Zuig de suspensie op met een kleine spuit (van 1 tot 3 mL).
Controleer of de gewenste hoeveelheid en concentratie van
de microsferen zijn gebruikt.
• Infundeer de microsferen onder continue doorlichting lang-
zaam in de bloedstroom. Injecteer altijd tijdens vrije stroom.
Reflux van microsferen kan onmiddellijk ischaemie van ge-
zonde weefsels of bloedvaten teweegbrengen.
• Blijf infunderen totdat de gewenste devascularisatie tot
stand is gebracht. Onderzoek heeft uitgewezen dat Embo-
sphere-microsferen meer distaal in de laesie penetreren dan
PVA-partikels van vergelijkbare grootte. Reductie van de ar-
teriële bloedtoevoer naar de laesie is daarom progressiever.
• Na afloop van de infusie verwijdert u de katheter terwijl u
een voorzichtige aspiratie in stand houdt om te voorkomen
dat resterende microsferen in de katheter van hun plaats
raken.
21