Operationele informatie
Spanningsbereik
De sonde is ontworpen om karakterisering mogelijk te maken van hoogfrequente circuits met een breed scala aan differentiële spanningen
in de aanwezigheid van common mode-spanningen. Het begrijpen van de limieten en verschillen tussen de spanningswaarden, zoals
besproken in deze sectie, is essentieel om de signaalbetrouwbaarheid en meetnauwkeurigheid te optimaliseren.
Hoewel het common mode-spanningsbereik van de sonde erg groot is (1000 V CATII), is het differentiële ingangsbereik beperkt en hangt
af van de puntdemping, het geselecteerde versterkingsbereik en de toegepaste offset.
De ingangsspanningsomstandigheden zijn onderverdeeld in verschillende ingangsbereiken.
Common mode-spanningsbereik
De sondekop wordt geïsoleerd van de massa, waardoor het common mode-invoerbereik 1000 V CATII wordt. Het differentiële
ingangsbereik is beperkter en heeft betrekking op het signaal dat over de sondepunt kan worden toegepast, ongeacht de common
mode-spanning.
Het differentiële spanningsbereik verwijst naar de daadwerkelijke meting die op het oscilloscoopscherm verschijnt bij gebruik van
IsoVu™. Voor nauwkeurige resultaten moet de meting binnen het bereik van een eventuele toegepaste offset ±V
bereik van de punt
diff
vallen.V
=V
±V
meas
offset
diff
Spanningsbereik voor offset
Offset-spanning kan worden toegepast via de instellingen van het menu Vertical (Verticaal) van de oscilloscoop. Het ingangs-
offsetvermogen van de sonde reikt van ±0,5 V tot ±50 V, afhankelijk van de gebruikte punt. Deze offset wordt toegepast op de sondekop
en kan nuttig zijn om toegepaste signalen binnen het dynamische bereik (V
) van de sonde te brengen.
diff
Maximaal niet-destructief differentieel spanningsbereik
Het maximale niet-destructieve differentiële ingangsbereik is de grootste differentiële spanning die op de ingang kan worden toegepast
zonder schade aan de sonde te veroorzaken. Dit is een DC + piek AC-classificatie (geen enkel deel van het differentiële ingangssignaal
mag deze waarde overschrijden). De maximale niet-destructieve differentiële spanning varieert van ±3 V tot ±60 V, afhankelijk van de
gebruikte sondepunt. Het overschrijden van deze niveaus zal permanente schade aan de componenten van de sondekop veroorzaken.
Handleiding Actieve geïsoleerde stroomshuntsondes TICP-serie
33