Controle Van De Vaar- En Stuurfuncties - Reely Wavebreaker 2.0 Bedienungsanleitung

f) Controle van de vaar- en stuurfuncties
Nadat u de modelboot hebt ingeschakeld, kunt u de vaar- en stuurfuncties controleren. Dit dient ook later te gebeuren,
voordat u de modelboot op het wateroppervlak plaatst.
De vaar- en stuurfuncties worden gerealiseerd met behulp van de twee scheepsschroeven, die verschillende draai-
richtingen hebben. Daardoor kan de modelboot het doen zonder mechanische roerinrichting.
Opgelet!
Wanneer u de vaar- en stuurfunctie controleert, moet de modelboot zo worden neergelegd dat de schroe-
ven vrij kunnen draaien zonder obstakels te raken.
Let er daarnaast op dat er geen lichaamsdelen of haren in de draaiende scheepsschroeven kunnen ko-
men.
Er is een aanzienlijk risico op letsel door de draaiende scheepsschroeven!
Als de stuurknuppel voor de vaarfunctie (zie Afbeelding 2, pos. 9) en de stuurknuppel voor de stuurfunctie (zie ook
Afbeelding 2, pos. 3) in de middelste stand staan, mogen de twee scheepsschroeven niet draaien. Als dit het geval
is, moet de trim op de zender worden ingesteld. Meer informatie over trimmen vindt u in het onderstaande gedeelte.
Vaarfunctie
Bij het controleren van de vaarfunctie blijft de stuurknuppel voor de stuurfunctie in de middelste stand.
Het vooruit varen wordt gedaan met de linker stuurknuppel. Als de stuurknuppel vanuit de middelste stand omhoog
wordt geduwd, beginnen beide scheepsschroeven te draaien en wordt de snelheid verhoogd, afhankelijk van de stand
van de knuppel. Als de stuurknuppel helemaal naar boven wordt geduwd, draaien de motoren op maximale snelheid.
Als de stuurknuppel terug naar de middelste stand wordt bewogen, blijven de twee scheepsschroeven weer stilstaan.
Als de scheepsschroeven alleen draaien als de stuurknuppel voor de vaarfunctie vanuit de middelste stand
naar beneden wordt bewogen, staat de omkeerschakelaar voor de vaarfunctie (zie ook afbeelding 2, pos.
7) in de verkeerde stand en moet deze worden omgeschakeld.
90
Afbeelding 9