- Als er geoxygeneerd bloed moet worden gebruikt voor bloedcardioplegie,
moet de rode pos lock worden verwijderd en moet de 1/4" bloedlijn van het
cardioplegiecircuit worden verbonden met de coronaire uitgang van de
SYNTHESIS C Ph.I.S.I.O door middel van de adapter (bij het product
geleverd).
- Zorg er altijd voor dat de geschikte gasflow wordt gekozen die wordt
aangeraden in hoofdstuk G punt 3, door de Fi02 aan te passen
overeenkomstig het gewenste oxygenatieniveau. De arts dient altijd te
controleren
of
het
oxygenatieniveau
procedurevereisten. Het oxygenatieniveau in het bloed dat uit de coronaire
uitgangslijn stroomt kan lager zijn dan dat in de arteriële bloedlijn. Als
hetzelfde oxygenatieniveau is vereist, moet cardioplegiebloed uit de Y-
connector op de arteriële lijn worden getrokken.
De coronaire uitlaataansluiting is voorzien van een veiligheidsklep waardoor het
verloopstuk zonder lekken of hinderlijk morsen ook tijdens de extracorporele bypass
kan worden aangesloten.
- Sluit de aftaplijn, uitgerust met een eenwegklep, aan op een van de
connectors van het cardiotomiereservoir.
- Als de coronaire uitgang tijdens de bypass wordt gebruikt, dan moet de aan
te sluiten lijn open zijn en niet onder druk staan, zodat het bloed erin kan
stromen.
6) MONSTERNEMINGSKRAAN
Als het de voorkeur heeft om monsters te nemen vanuit een verder gelegen positie,
verwijder dan de A/V monsternemingskraan (Ref. 2 op Afb.1) uit zijn behuizing en
bevestig deze aan de speciale houder.
Dankzij de slang die bij de kraan wordt geleverd, is plaatsing binnen een bereik van
circa 1 meter mogelijk.
Controleer of de aansluiting van de aftaplijn van de A/V monsternemingskraan
bevestigd is aan de luerconnector met filter van het veneuze reservoir. Controleer of
de keuzeschakelaars van de kraan in de stand "OFF" staan.
7) AANSLUITING VAN DE TEMPERATUURVOELERS
De aansluiting van de arteriële temperatuurvoeler (Ref. 4 op afb.1) zit in de buurt
van de cardioplegie-uitgang, terwijl de houder van de veneuze voeler (Ref. 9 op afb.
1) op de achterkant van het inklapbare veneuze reservoir zit.
Gebruik temperatuurvoelers van Sorin Group Italia (art. nr. 09026) of gelijkwaardige
voelers.
8) AANSLUITING VAN DE GASLIJN
Verwijder de groene dop van de connector met de aanduiding "GAS INLET" (Ref. 8
op afb. 1) en sluit de 1/4" gaslijn aan. Het gas moet worden aangeleverd door een
geschikte lucht/zuurstofmenger. In het midden van de "GAS ESCAPE"-connector
(Ref. 5, Afb. 1) treft u de aansluiting aan voor de capnograaf.
- Het "gasafvoersysteem" is ontworpen om mogelijke risico's voor
verstopping van de gasuitgang te voorkomen; een dergelijke verstopping
zou namelijk onmiddellijk tot gevolg hebben dat er lucht het
bloedcompartiment binnengaat.
- Het is raadzaam gebruik te maken van een pre-bypassfilter om deeltjes, die
aanwezig zouden kunnen zijn in het systeem of de vuloplossing, op te
vangen.
9) VLUCHTIGE VERDOVINGSMIDDELEN
De oxygenator is geschikt voor eenmalig gebruik met vluchtig verdovend isofluoraan
en sevofluoraan, met behulp van een geschikte verdamper van narcosegas.
Als deze vluchtige verdovingsmiddelen worden gebruikt, is het wenselijk dat er een
techniek voor de afvoer van het gas uit de oxygenator wordt toegepast. Het protocol,
de concentratie en de bewaking van de verdovingsmiddelen die aan de patiënt
worden toegediend, vallen onder de exclusieve verantwoordelijkheid van de arts die
de behandeling uitvoert.
- De enige vluchtige verdovingsmiddelen die voor dit gebruik geschikt zijn,
zijn isofluoraan en sevofluoraan.
- De methodes die worden toegepast voor het spoelen van de
verdovingsmiddelen mogen op geen enkele manier het drukniveau bij de
oxygenatorvezels verhogen of verlagen.
F. VUL- EN RECIRCULATIEPROCEDURE
- Gebruik geen vuloplossingen op basis van alcohol: deze zouden de
werking van de oxygenatiemodule aantasten.
1) HOUD DE GASFLOW DICHT
2) CONTROLEER OF DE RECIRCULATIE-/AFTAPLIJN OPEN IS
32
geschikt
is
voor
de
NL – NEDERLANDS
3) SLUIT DE VENEUZE LIJN EN DE ARTERIËLE LIJN AF
4) CONTROLEER DE WARMTEWISSELAAR
Controleer nogmaals of de warmtewisselaar onbeschadigd is en ga na of er geen
waterlekken zijn.
5) VUL HET VENEUZE RESERVOIR
Borg alle aanzuiglijnen die op het gebruikte veneuze reservoir zijn aangesloten met
bandjes. Vul het veneuze reservoir met voldoende vloeistof om er zeker van te zijn dat
de bedoelde hematocriet wordt verkregen, waarbij u rekening moet houden met het
volgende:
- het herwonnen vulvolume van de oxygenator, inclusief het arteriële filter, bedraagt
430 ml;
- de 3/8" slang bevat 72 ml/m;
- de 1/2" slang bevat 127 ml/m.
6) VUL HET CIRCUIT
- De druk in het bloedcompartiment van de oxygenatormodule mag niet meer
dan 750 mmHg (100 kPa / 1 bar / 14 psi) bedragen.
Verwijder de klem van de veneuze lijn en ga van start met een vrij snel lopende
pomp, zodat het pompsegment gevuld raakt. Verlaag de flowsnelheid tot 500-1000
cc/min. zodra de vulvloeistof het arteriële filter bereikt. Vul het filter langzaam, zodat
de lucht naar boven wordt geduwd, zowel buiten als binnen het net. Open de
arteriële klem nadat het filter gevuld is, en verhoog de flowsnelheid tot 5-6 l./min.
zodat de rest van het circuit wordt gevuld.
7) LAAT DE LUCHT UIT HET SYSTEEM ONTSNAPPEN
Open en sluit een klem snel op de arteriële lijn, om de afvoer van de lucht, die zich
bovenaan in de filter heeft opgehoopt, te bevorderen
8) VUL DE MONSTERNEMINGSKRAAN
De A/V-monsternemingskraan wordt automatisch gevuld door de arteriële, veneuze
en centrale keuzeschakelaars in de juiste stand te zetten, zodat de vulvloeistof van
de arteriële uitgang naar het veneuze reservoir kan stromen.
9) SLUIT DE RECIRCULATIE-/AFTAPLIJN AF
Na 3-5 minuten recirculatie bij een hoge flow is alle lucht afgevoerd en kunt u de
schakelaar van de kraan in de automatische aftapstand zetten. Stop de pomp.
- In de continue aftapfase, met de aftaplijn open en de arteriële lijn gesloten,
mag de flow nooit groter zijn dan 400 ml/min.
10) SLUIT DE VENEUZE LIJN EN DE ARTERIËLE LIJN AF
- Gebruik tijdens de vulfase geen pulserende flow.
- Controleer of de dosering van de anticoagulans in het systeem juist is,
alvorens met de bypass te beginnen.
- Sorin Group Italia adviseert gebruik te maken van de snelheidsregelaar van
de pomp om de arteriële flow langzaam te verminderen of te stoppen.
- Gebruik de aan-/uitknop niet voordat de pompsnelheid nul is.
- Schakel de warmtecirculatiepomp niet uit.
- Als de reductielijn en een circuit zijn aangesloten op de coronaire uitgang,
moet u controleren of dat circuit gevuld is.
- Sluit de lijn met een klem enkele centimeters na de uitgang af.
- Pas geen negatieve druk toe op de coronaire uitgang. Door negatieve druk
in het bloedcompartiment kunnen er namelijk microgasbellen worden
gevormd.
G. DE PERFUSIE BEGINNEN
1) OPEN DE ARTERIËLE LIJN EN DE VENEUZE LIJN
Haal eerst de klem van de arteriële lijn en daarna van de veneuze lijn. Start de
bypass met een bloedflow die aangepast is aan de grootte van de patiënt. Houd het
bloedpeil in het inklapbare veneuze reservoir constant in de gaten.
2) CONTROLEER DE WERKING VAN DE WARMTEWISSELAAR
Controleer de temperatuur van het veneuze en het arteriële bloed.
3) KEUZE VAN DE GESCHIKTE GASFLOW
De aanbevolen gas-/bloedflowverhouding bij een normale lichaamstemperatuur is
1:1 met een FiO
van 80:100%.
2
- Schakel altijd eerst de bloedflow en daarna de gasflow in. De gas-
.