Starten; Stoppen / Parkeren - Textron Jacobsen Tri-King Sicherheits-, Betriebs- Und Wartungshandbuch

6 OPERATIONELE WERKING
6.4

STARTEN ________________________________________________________________

BELANGRIJK: Gebruik geen starthulpvloeistoffen.
Dergelijke vloeistoffen zijn in het luchtinlaatsysteem
namelijk potentieel explosief of kunnen een toestand
creëren waarin de motor 'op hol slaat' en ernstig wordt
beschadigd.
1. Zorg ervoor dat de brandstofafsluitklep volledig is
geopend, de achteruitdraaischakelaar (K) is uitgezet
en de sleepklep is gesloten.
2. Neem plaats op de bestuurderszitting, zorg dat de
kooi-/driewielaandrijvingsschakelaar (J) in de OFF-
stand (Uit) staat en de parkeerrem is aangetrokken.
Haal de voeten van de pedalen. Gebruik altijd de
veiligheidsriem tijdens de bediening van een tractor
die van een ROPS is voorzien.
3. Zet de gashendel (A) tussen stand 1/8 en stand 1/2,
en draai de contactschakelaar (H) naar WERKING.
4. Druk de gloeibougie-schakelaar (C) 3-5 seconden in
en laat hem daarna los. Hoe lager de temperatuur,
des te langer duurt het voordat de bougies gaan
werken. Deze stap is overbodig wanneer een
warme motor wordt gestart.
5. Draai de contactschakelaar (H) naar de START-
stand en laat hem los zodra de motor aanslaat.
Houd de sleutel per keer niet langer dan 15
seconden in de START-stand.
6.5

STOPPEN / PARKEREN ____________________________________________________

Stoppen :
Haal uw voet van de tractiepedaal. De tractor remt
automatisch wanneer de tractiepedaal naar de vrijstand
terugkeert.
Parkeren van de
omstandigheden:
1. Zet de kooi/driewielaandrijvingsschakelaar (I) uit,
breng de maaidekken omhoog en verlaat met de
machine het werkgebied.
2. Kies een vlak en horizontaal gebied om te parkeren.
a. Laat de tractiepedaal los om de tractor volledig
tot stilstand te brengen.
b. Schakel alle
aanzetstukken op de grond neer, zet de
gashendel terug naar 'langzaam' en laat de
motor ongeveer een minuut onbelast draaien.
nl-24
tractor onder normale
aandrijvingen uit, laat
6. Wacht tot de motor voldoende is warmgelopen en
gesmeerd alvorens met een hoog toerental te gaan
werken.
3. Trek de parkeerrem aan, zet de motor stil en
verwijder altijd de contactsleutel.
Als zich een noodgeval voordoet en de tractor op het
werkgebied moet worden geparkeerd, volg dan de
richtlijnen van de betreffende terreinopzichter. Als de
tractor op een helling wordt geparkeerd, moeten de
wielen worden geklampt.
de
Afb. 6A