Conrad VC-608 Bedienungsanleitung Seite 40

b) MIN, MAX
Die Subfunktionen MIN oder MAX erfassen Amplitudensprünge ab ca. 100 ms. Für
die Erfassung von schnelleren Meßwertänderungen wird die Subfunktion "PEAK"
empfohlen. Gehen Sie wie folgt vor:
Betätigen Sie den Taster MENU. Der Subfunktions-Anzeigeblock erscheint und
"AUTO OFF" blinkt. Wählen Sie mit den Pfeiltasten die Subfunktion MIN oder MAX
aus und bestätigen Sie mit "ENTER". Die Maximal- oder Minimalwertfunktion ist nun
gestartet. Bei jedem neuen höchsten (MAX) oder niedrigsten (MIN) auftretenden
Meßwert wird die Anzeige im Hauptdisplay aufgefrischt. Sie können die Funktion(en)
verlassen, indem Sie den Taster "HOLD" 2 x betätigen.
Hinweis!
Bei vertauschter Polarität (umgekehrtes Vorzeichen "-") bei Gleichgrößenmes-
sungen sind der Minimalwert und der Maximalwert ebenfalls vertauscht.
c) PEAK
Die Subfunktion PEAK (für Spitzenwert) ist der MIN-MAX-Funktion ähnlich, dient
aber hier der Erfassung von sich schnell ändernden Meßsignalen (weniger als 100 ms),
wie Anlaufströme von Maschinen (z.B. Modellbaumotore) usw. Diese Subfunktion ist
jedoch nur bei der Gleichgrößenmessung (Gleichspannung oder -strom) möglich,
nicht bei Wechselgrößen und auch nicht bei de anderen Meßfunktionen.
Betätigen Sie den Taster MENU. "AUTO OFF" blinkt. Wählen Sie die Subfunktion
"+PEAK" (für ansteigende Flanken) oder "-PEAK" (für abfallende Flanken) aus und
bestätigen Sie mit "ENTER". Die PEAK-Funktion wurde gestartet. Jeder neue Spit-
zenwert wird erfaßt, festgehalten (eingefroren, ähnlich wie Data Hold) und angezeigt.
Um die Subfunktion zu verlassen, betätigen Sie den Taster "HOLD" 2 x.
d) AVG
Die Average-Subfunktion (AVG = Mittelwertbildung) dient der besseren Ablesemög-
lichkeit von verrauschten oder stark schwankenden Meßsignalen. Dabei werden
ständig 100 Meßsignale erfaßt, addiert, durch 100 geteilt und angezeigt.
Betätigen Sie den Taster "MENU". "AUTO OFF" blinkt. Wählen Sie die Subfunktion
"AVG" aus und bestätigen Sie mit "ENTER". Die Mittelwertbildung wurde gestartet.
Um die Subfunktion zu verlassen, betätigen Sie den Taster "HOLD" 2 x.
e) STORE und RECALL (Aufnahme und Wiedergabe)
Bis zu 10 Meßwerte lassen sich mit der Speicherfunktion (Store = Ablage) aufneh-
men und in 10 numerierten Speicherplätzen (0 .. 9) ablegen. Mit der Subfunktion
RECALL können diese Speicherinhalte ausgelesen werden. Die Speicherinhalte blei-
ben erhalten, auch dann, wenn das Meßgerät ausgeschaltet (OFF) wird (EEPROM).
Betätigen Sie den Taster "MENU". "AUTO OFF" blinkt. Wählen Sie die Subfunktion
"STORE" aus und bestätigen Sie mit "ENTER". Wählen Sie die Speicheradresse
14
I Zenerdiodetest en temperatuurmeting
Voor het meten van zenerdioden of halfgeleidertrajecten, dient u als volgt te werk te
gaan:
1. Sluit de zwarte meetdraad op de COM-bus aan en de rode meetdraad op de
µ.mA-bus.
2. Zet de draaischakelaar op " / TEMP" en verbind de meetstiften met het meetob-
ject, een spanningsloze zenerdiode, de rode meetstift aan de kathode (aandui-
ding: kleurring, -punt o.i.d.) en de zwarte meetstift aan de anode. Nu wordt de
zenerspanning van de zenerdiode op het hoofddisplay weergegeven (b.v. 8,1 V bij
een ZPD 8.1 of 3,6 V bij een ZPD 3.6, enz.). Op het kleine display wordt de (con-
stante) teststroom met 1 mA weergegeven.
3. Als u een "normale" diode- of halfgeleidertraject in de doorlaatrichting wilt testen,
moet u de rode meetstift op de anode en de zwarte meetstift op de kathode aans-
luiten. Wanneer de halfgeleider niet defect is, zult u een spanning meten van ca.
0,25 V (Germanium) of 0,7 V (Silicium, resp. 250 mV, 700 mV). Als u nu de meet-
stiften verwisselt, dus rood aan de kathode en zwart aan de anode, dan test u de
zogeheten sperrichting van het diodetraject. Als u ongeveer "22 V" te zien krijgt,
dan is de diode in orde. Krijgt u daarentegen een andere spanningswaarde te zien,
dan heeft u het meetobject ofwel verkeerd aangesloten of het is defect of het is
een zenerdiode.
Let er bij de diodetest op, dat de diode resp. de schakeling waa-
rin de diode eventueel is ingebouwd, absoluut spanningsloos is.
Alle aanwezige capaciteiten moeten ontladen zijn.
127