10.4 Uitvoeren van schuine zaagsnede, afb. B+6
• Om schuine zaagsnedes parallel ten opzichte van
de zaagband (afb. B) te kunnen uitvoeren, is het
mogelijk om de zaagtafel (6) van 0° - 45° naar vo-
ren te kantelen.
• Parkeergreep (20) (afb. 6) ontgrendelen.
• Zaagtafel (6) naar voren kantelen, tot de gewenste
hoekafmeting in graden is ingesteld. (afb. 6)
• Parkeergreep (20) (afb. 6) weer aanhalen.
• Let op! Bij een schuine zaagtafel (6) moet de
lengte-aanslag (5) in werkrichting rechts van de
zaagband (afb. B) ten opzichte van de neerwaarts
gerichte zijde worden geplaatst (voor zover de werk-
stukbreedte dit toestaat) om het werkstuk tegen
wegslippen te borgen.
Let op! Na elke nieuwe instelling adviseren wij een
testrun om de ingestelde afmetingen te controleren.
• Bij alle zaagwerkzaamheden moet de bovenste
bandgeleiding (4) zo dicht mogelijk tegen het werk-
stuk worden geplaatst.
• Het werkstuk moet altijd met beide handen gelei-
den en vlak op de bandzaagtafel (6) worden ge-
houden om een vastklemmen van de zaagband te
vermijden.
• De toevoer moet altijd met gelijkmatige druk ge-
schieden, die net voldoende is, zodat de zaagband
probleemloos door het materiaal snijdt maar niet
blokkeert.
• Altijd de lengte-aanslag (5) voor alle zaagwerk-
zaamheden gebruiken waarvoor deze kan worden
ingezet.
• Het is beter één zaagsnede tijdens een werkhande-
ling uit te voeren dan in meerdere gedeeltes waar-
door zo mogelijk een terugtrekking van het werkstuk
kan zijn vereist. Als een terugtrekken desondanks
niet kan worden vermeden, moet de bandzaag eerst
worden uitgeschakeld en het werkstuk worden te-
ruggetrokken nadat de zaagband tot stilstand is
gekomen.
• Tijdens het zagen moet het werkstuk altijd met de
langste zijde worden geleid.
• Handeling net als onder „Uitvoeren van langzaags-
nedes" beschreven, uitvoeren
Let op! Tijdens het bewerken van smalle werkstuk-
ken moet absoluut een schuifstok worden gebruikt.
De schuifstok (29) moet altijd binnen handbereik op
de daarvoor aangebrachte haak (24) aan de zijkant
van de zaag worden bewaard (afb. 2).
86 | NL
10.5 Uitvoeren van zaagsnedes met de afkortge-
leider, afb. E+F + 20
• Afkortgeleider (30) op de gewenste hoek instel-
len (zie 10.2)
• Zaagbandgeleiding (4) op het werkstuk neerlaten.
• Zaag inschakelen
• Werkstuk tegen de afkortgeleider drukken en met
een gelijkmatige aanvoer in de zaagband schuiven.
10.6 Handen vrij zagen, afb. D+C
Een van de belangrijkste eigenschappen van een
bandzaag is het probleemloos zagen van bochten en
radii.
• Zaagbandgeleiding (4) op het werkstuk neerlaten.
• Zaag inschakelen.
• Werkstuk goed op de zaagtafel (6) drukken en lang-
zaam in de zaagband schuiven.
• In een groot aantal gevallen is het praktisch om
bochten en hoeken ongeveer 6 mm van de lijn grof
uit te zagen.
Als u bochten moet zagen, die voor de gebruikte zaag-
band te smal zijn, moeten hulpzaagsnedes tot aan de
voorzijde van de bocht worden gezaagd, zodat dit als
houtafval wegvalt als de definitieve radius wordt ge-
zaagd.
Let op!
Bij alle zaagwerkzaamheden moet de bovenste band-
geleiding (4) zo dicht mogelijk tegen het werkstuk wor-
den geplaatst.
• Open hiertoe de verstelbare greep voor de veilig-
heidsinrichting van de zaagband (13). (afb. 2)
• Breng de bovenste zaagbandgeleiding (4) en de vei-
ligheidsinrichting van de zaagband (3) zo dicht mo-
gelijk tegen het werkstuk worden geplaatst.
11. Onderhoud
Attentie! Telkens voor het instellen, het uitvoeren
Van onderhoud of reparaties de stekker uit het stop-
contact trekken!
Algemene onderhoudswerkzaamheden
Veeg van tijd tot tijd met een doek houtkrullen en stof
van de machine af. Olie om de levensduur van het ap-
paraat te verlengen eenmaal per maand de draaiende
delen. De motor niet oliën. Gebruik voor de reiniging
van de kunststof geen bijtende middelen.
www.scheppach.com