8.5 Zaagband vervangen, afb. 12+13
Let op: Netstekker loskoppelen!
Gevaar!
Risico op letsel, ook bij stilstaande zaagband. Draag
handschoenen bij het vervangen van het zaagblad.
Gebruik uitsluitend geschikte zaagbanden
1.
Hendel 15 op "+" zetten.
2.
Verwijder de lengteaanslag en de geleidingsrail in
omgekeerde richting conform 8.3 (montage van de
lengteaanslag)
3.
Open de deur van de behuizing (1) door de beide
deurvergrendelingen (2) te ontgrendelen.
4.
Draai de draaiknop (9) los tot dat het lintzaagblad
is gelost.
5.
Verwijder de zaagband en breng deze door
–
de sleuf in de werktafel,
–
de zaagbandbeveiliging op de bovenste blad-
geleiding
–
de zaagbandbeveiliging op de zaagbehuizing
en
–
de tafelgeleidingen
6.
Monteer een nieuwe zaagband. Controleer de
juiste positie: De tanden moeten richting de voor-
zijde van de zaag (waar de kleppen zijn) wijzen.
7.
Lijn het zaagband uit op het midden van het rubber
van de bandwielen.
8.
Draai de draaiknop (9) aan tot het band niet langer
van de wielen slipt.
–
span het zaagband met de draaiknop (9)
–
lijn de zaagband uit met de draaiknop (10)
–
lijn de bandgeleidingen uit. Haal vervolgens de
spermoer (25) aan.
–
Lijn de bandgeleidingen uit (4)(8.6).
9.
Sluit beide behuizingskleppen.
10. Vervolgens:
–
voer een testrun uit van ten minste 1 minuut.
–
stop de zaag, koppel de netstekker los en con-
troleer de instellingen.
8.5.1 Lintzaagblad spannen, afb. 12
Gevaar: Een te hoge spanning kan tot bandbreuk lei-
den. Een te geringe spanning kan er toe leiden dat
het aangedreven bandwiel slipt en de zaagband stopt.
1.
Stel de bovenste zaagbandgeleiding (4) geheel
naar boven.
2.
Controleer de spanning door met de vinger halver-
wege tussen de tafel en de bandgeleiding tegen
de zijde van de band te drukken. De band mag
niet meer dan 3 tot 5 mm meeveren.
3.
Corrigeer zo nodig de spanning:
–
Draai de draaiknop (9) linksom (tegen de wij-
zers van de klok in) om de zaagbandspanning
te vergroten.
–
Draai de draaiknop (9) rechtsom (met de wij-
zers van de klok mee) om de bandspanning
te verlagen.
Let op! Een te hoge spanning kan tot vroegtijdige
breuk leiden!
Na het beëindigen van de werkzaamheden moet de
zaagband altijd worden ontspannen! Hiertoe de hendel
(15) op "-" zetten.
8.5.2 De zaagband uitlijnen, afb. 13
Als de zaagband niet in het midden van de rubberwie-
len loopt, moet het spoor door het afstellen van de hel-
ling van het bovenste bandwiel worden gecorrigeerd:
1.
Spermoer (25) losmaken.
2.
Draaiknop (10) draaien:
–
Draai de draaiknop (10) linksom (tegen de wij-
zers van de klok in) als de zaagband tegen de
voorzijde van de zaag loopt.
–
Draai de knop (10) rechtsom (met de wijzers van
de klok mee) als de band tegen de achterzijde
van de zaag loopt.
3.
Haal vervolgens de spermoer (25) aan.
8.6 Instellen van de zaagbandgeleiding, afb. 12
De bovenste zaagbandgeleiding kunt u met behulp
van de stelknop van de zaagbandvoorziening (13) van
0-205 mm werkstukhoogte instellen.
Een zo klein mogelijke afstand ten opzichte van het
werkstuk waarborgt een optimale geleiding en veilig
werken!
8.6.1 Tegendruklagers, afb. 15
De tegendruklagers (26) nemen de transportdruk van
het werkstuk op. U moet het bovenste en het onderste
lager zodanig instellen, dat het iets tegen de achterkant
van het zaaglint aanloopt.
8.6.2 Geleidingsvingers, afb. 15
De bovenste en de onderste geleidingsvinger (27)
moet U telkens op de breedte van het zaaglint instellen.
De voorkant van de vingers mag hoogstens de ruimte
tussen de tanden van het zaaglint bereiken. De gelei-
dingsvingers dienen het zaaglint licht aan te raken.
Het zaaglint mag niet ingeklemd worden!
www.scheppach.com
NL | 83