Nederlands
8.11
Doorgang
Beschrijving van de werking
2
A
3
2
Met een doorgang (1) kunnen versmallingen
doelgericht worden overwonnen of passages
worden geïnstalleerd. Een doorgang verdeelt het
maaivlak in het hoofdmaaivlak (A) en een neven‐
maaivlak (B).
De begrenzingsdraad (2) wordt zonder onderbre‐
kingen gelegd. Deze vormt daarbij de doorgang
op de overgang van het hoofdmaaivlak (A) naar
maaivlak (B).
4
3
Draadlussen (4) laten de maairobot weten dat
een doorgang begint of eindigt.
Een leidraad (3) moet in het midden van de door‐
gang worden gelegd.
Na een doorgang moet er verplicht een startpunt
(5) in maaivlak (B) worden bepaald. Anders kan
de maairobot de weg van het hoofdmaaivlak (A)
via de doorgang naar het nevenmaaivlak (B) niet
vinden. Startpunten en de frequentie waarmee
ze benaderd worden, kunnen via de app
®
„MY iMOW
" worden ingesteld.
Binnen een doorgang wordt niet gemaaid.
222
1
B
1
4
Algemene specificaties
4
► Zorg ervoor dat aan de volgende voorwaarden
wordt voldaan:
– De minimale afstand tussen de draadlus‐
sen (4) bedraagt ten minste
a = 64 cm (lengte: 2x iMOW
– De afstand tussen de begrenzingsdraden
(2) bedraagt ten minste b = 55 cm.
– De afstand tot obstakels aan de zijkant
bedraagt ten minste c = 10 cm.
A
d
90°
5
► Zorg ervoor dat aan de volgende voorwaarden
wordt voldaan:
– De leidraad (3) kan vóór de doorgang over
een lengte van ten minste d = 32 cm
(lengte: 1x iMOW
rechte hoek (90°) naar de doorgang worden
geleid.
– De leidraad (3) kan na de doorgang over
een lengte van ten minste e = 2 m recht en
in een rechte hoek (90°) van de doorgang
naar maaivlak (B) worden geleid.
► Als de afstanden en lengtes niet worden aan‐
gehouden, moet maaivlak (B) worden afge‐
grensd van het hoofdmaaivlak (A) en moet
een nevenmaaivlak worden geïnstalleerd.
8 Begrenzingsdraad neerleggen
c
2
b
a
2
c
®
Ruler).
3
90°
®
Ruler) recht en in een
0458-074-9601-A
4
B
e