Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

In Bedrijf Nemen; Codeerschakelaar Instellen; Inbedrijfname Van De Installatie En De Module; Instellingen Bij Solarinstallaties Met Een Module In Het Bus-Systeem - Buderus Logamatic SM200 Installationsanleitung

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen

Verfügbare Sprachen

Legenda bij afb. 20 t/m 20
(geen identificatie van de aansluitklemmen):
Solarsysteem
Functie
Extra functie (grijs weergegeven)
Randaarde
Temperatuur/temperatuursensor
BUS-verbinding tussen ketel en module
Geen BUS-verbinding tussen warmtebron en module
1
Boiler 1
2
Boiler 2
3
Boiler 3
230 V AC Aansluiting netspanning
BUS
Bus-systeem EMS plus
M1
Pomp of ventiel aangestuurd via temperatuurverschilrege-
laar
PS1
Solarpomp collectorveld 1
PS3
Boilerlaadpomp voor 2e boiler met pomp
PS4
Solarpomp collectorveld 2
PS5
Boilerlaadpomp bij gebruik van een externe warmtewisselaar
PS6
Boilerverlaadpomp voor verlaadsysteem zonder warmtewis-
selaar (en thermische desinfectie)
PS7
Boilerverlaadpomp voor verlaadsysteem met warmtewisse-
laar
PS9
Pomp thermische desinfectie
PS10
Pomp actieve collectorkoeling
SM100
Module voor standaardsolarinstallaties
SM200
Module voor uitgebreide solarinstallaties
TS1
Temperatuursensor collectorveld 1
TS2
Temperatuursensor boiler 1 onder
TS3
Temperatuursensor boiler 1
TS4
Temperatuursensor cv-retour in de boiler
TS5
Temperatuursensor boiler 2 onder of pool
TS6
Temperatuursensor warmtewisselaar
TS7
Temperatuursensor collectorveld 2
TS8
Temperatuursensor cv-retour uit de boiler
TS9
Temperatuursensor boiler 3 boven, aansluiting bijvoorbeeld
op de ketel (alleen op SM200 aansluiten, wanneer de module
in een BUS-systeem zonder warmtebron is geïnstalleerd)
TS10
Temperatuursensor boiler 1 boven
TS11
Temperatuursensor boiler 3 onder
TS12
Temperatuursensor in aanvoer solarcollector
(warmtehoeveelheidsmeter)
TS13
Temperatuursensor in retour solarcollector
(warmtehoeveelheidsmeter)
TS14
Temperatuursensor ketel (temperatuurverschilregelaar)
TS15
Temperatuursensor koeling (temperatuurverschilregelaar)
TS16
Temperatuursensor boiler 3 onder en zwembad
VS1
3-wegklep voor verwarmingsondersteuning
VS2
3-wegklep voor 2e boiler met ventiel
VS3
3-wegklep voor retourtemperatuurregeling
VS4
3-wegklep voor derde boiler met ventiel
WM1
Volumestroommeter (watermeter)
Logamatic SM200 – 6 720 808 929 (2013/11)
4

In bedrijf nemen

Alle elektrische aansluitingen correct aansluiten en pas
daarna de inbedrijfstelling uitvoeren!
▶ Respecteer de installatiehandleidingen van alle com-
ponenten en modules van de installatie.
▶ Schakel de voedingsspanning alleen in, wanneer alle
modules zijn ingesteld.
OPMERKING: Schade aan de installatie door een defec-
te pomp!
▶ Vul en ontlucht de installatie voor het inschakelen,
zodat de pompen niet drooglopen.
4.1

Codeerschakelaar instellen

Wanneer de codeerschakelaar op een geldige positie staat, dan brandt
de bedrijfsindicatie constant groen. Wanneer de codeerschakelaar op
een ongeldige positie staat, brandt de bedrijfsindicatie eerst niet en be-
gint daarna rood te knipperen.
Functie van de module via codeerschakelaar toekennen:
• SM200 in een BUS-systeem met warmtebron (niet met alle bedie-
ningseenheden mogelijk)
– Codeerschakelaar op 1
• Een SM200 en een SM100 in een BUS-systeem met warmtebron
(niet met alle bedieningseenheden mogelijk)
– Codeerschakelaar SM200 op 1
– Codeerschakelaar SM100 op 2
• SM200 in een BUS-systeem zonder warmtebron (niet met alle bedie-
ningseenheden mogelijk)
– Codeerschakelaar op 10
• Een SM200 en een SM100 in een BUS-systeem zonder warmtebron
(niet met alle bedieningseenheden mogelijk)
– Codeerschakelaar SM200 op 10
– Codeerschakelaar SM100 op 2
Wanneer op de module SM200 de codeerschakelaar op
10 is ingesteld en een BUS-verbinding bestaat tussen
warmtebron en module, is de inbedrijfname van de in-
stallatie vanwege een storingsmelding niet mogelijk.
4.2

Inbedrijfname van de installatie en de module

4.2.1
Instellingen bij solarinstallaties met een module in het
BUS-systeem
1. Codeerschakelaar instellen.
2. Eventueel de codeerschakelaar op overige modules instellen.
3. Schakel de voedingsspanning (netspanning) voor de totale installatie
in.
Wanneer de bedrijfsindicatie van de module permanent groen brandt:
4. Neem de bedieningseenheid aan de hand van de meegeleverde
handleiding in bedrijf en stel deze overeenkomstig in.
5. In het menu Instellingen solar > Solarconfiguratie veranderen
geinstalleerde functies kiezen en aan het solarsysteem toevoegen.
6. Controleer de instellingen op de bedieningseenheid voor de solar-
installatie en stem deze eventueel af op de geïnstalleerde solarinstal-
latie.
7. Starten solarinstallatie.
In bedrijf nemen
4
59

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis