Herunterladen Diese Seite drucken

DAB K 36/200 Installationsanweisung Und Wartung Seite 46

Vorschau ausblenden Andere Handbücher für K 36/200:

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 33
leidingen en nauwe bochten verhogen het vervalverlies enorm. De eventuele overgang van een leiding
met een kleine diameter naar één met een grotere diameter moet trapsgewijs verlopen. Gewoonlijk
moet de lengte van de overgangskegel 5÷7 van het verschil in diameters bedragen.
Zorgvuldig controleren of de koppelingen van de zuigleiding geen luchtinfiltratie mogelijk maken.
Controleren of de pakkingen tussen de flens en de contraflens goed centraal zitten, zodat deze geen
weerstand bieden aan de stroom in de leiding. Om te vermijden dat zich luchtzakken in de
zuigleiding vormen voor een lichte positieve helling van de zuigleiding naar de electropomp zorgen.
Fig. C. In geval van installatie van meerdere pompen moet iedere pomp een eigen zuigleiding hebben;
uitgezonderd alleen de reservepomp (indien voorzien), die alleen in geval van mankementen aan de
hoofdpomp de werking van één enkele pomp per zuigleiding verzekert door in werking te treden.
7.6
Vóór en achter de pomp moeten sluitventielen gemonteerd zijn, zodat vermeden wordt de
installatie te moeten legen in geval van onderhoud op de pomp.
7.7
7.8
Om een goede functionering en het hoogste rendement van de electropomp te garanderen moet
men het niveau van de N.P.S.H. (Net Positive Suction Head, d.w.z. netto zuiglast) van de
betreffende pomp kennen om het zuigniveau Z1 te bepalen. De krommes met betrekking tot de
N.P.S.H. van de verschillende pompen zijn weergegeven op pag. 112-114. Deze berekening is
belangrijk, opdat de pomp op de juiste manier kan werken, zonder dat zich cavitatieverschijnselen
voordoen, die zich voordoen, als bij de ingang van het rad de absolute druk tot dergelijke waarden
zakt, dat de vorming van stoomdruppels binnen de vloeistof mogelijk wordt, waardoor de pomp
onregelmatig werkt met een daling van de pershoogte. De pomp mag niet met cavitatie werken,
omdat dit onherstelbare schade aan het rad veroorzaakt en ook een enorm lawaai voortbrengt, dat
lijkt op metalen gehamer.
Om het zuigniveau Z1 te bepalen moet men de volgende formule toepassen:
waarbij:
Z1
= hoogteverschil in meters tussen de as van de electropomp en de vrije oppervlakte van de op te
pompen vloeistof
pb
= barometrische druk in mca betreffende de installatieruimte (fig. 6 op pag. 111)
NPSH
= netto druk op de zuiging betreffende het werkpunt (pag. 112-114)
Hr
= vervalverlies in meters over de hele zuigleiding (leiding - bochten - bodemventiel)
= stoomdruk in meters van de vloeistof met betrekking tot de temperatuur uitgedrukt in °C (zie
pV
fig. 7 op pag. 111)
Voorbeeld 1: installatie op NAP = 0 m en vloeistof t. = 20°C
verlangde N.P.S.H.
pb :
Hr:
t:
pV:
Z1
Voorbeeld 2:installatie op NAP = 1500 m en vloeistof t. = 50°C
verlangde N.P.S.H.
pb :
Hr:
t:
pV:
Z1
Voorbeeld 3: installatie op NAP = 0 m en vloeistof t. = 90°
verlangde N.P.S.H.
pb :
Hr:
t:
pV:
Z1
In dit laatste geval moet de pomp met een positieve hamer van 1,99 - 2 m gevoed worden om goed te
functioneren, d.w.z. dat het vrije wateroppervlak 2 m hoger moet liggen ten opzichte van de pompas.
Men moet de pomp niet laten functioneren met dichte sluitventielen, gezien men in
deze omstandigheden een verhoging van de vloeistoftemperatuur en de vorming van
stoomdruppels binnen de pomp zou krijgen en daardoor mechanische schade.
In geval deze mogelijkheid zou bestaan voor een by-pass circuit of een
ontlastingsmechanisme zorgen, dat naar een opvangstank voor de vloeistof voert.
Z1 = pb - verlangde N.P.S.H. - Hr - juiste pV
3,25 m
10,33 mca (fig. 6 op pag. 111)
2,04 m
20°C
0,22 m (fig. 7 op pag. 111)
10,33 - 3,25 - 2,04 - 0,22 = ca. 4,82
3,25 m
8,6 mca (fig. 6 op pag. 111)
2,04 m
50°C
1,147 m (fig. 7 op pag. 111)
8,6 - 3,25 - 2,04 - 1,147 = ca. 2,16
3,25 m
10,33 mca (fig. 6 op pag. 111)
2,04 m
90°C
7,035 m (fig. 7 op pag. 111)
10,33 - 3,25 - 2,04 - 7,035 = ca. -1,99
NEDERLANDS
40

Werbung

loading