Bosch MUM 81 Serie Gebrauchsanleitung Seite 32

nl
Wat u moet doen indien een veiligheids
systeem wordt geactiveerd, zie "Hulp bij
storingen".
Bedienen
d Attentie!
Het apparaat alleen met het
toebehoren/hulpstuk in de bedrijfsstand
gebruiken.
Het apparaat kan alleen worden gebruikt
wanneer niet gebruikte aandrijvingen zijn
afgedekt met aandrijvingsbeschermdeksels
(11, 12, 13). Bij het aanbrengen van het
hulpstuk aandrijvingsbeschermdeksel op
de juiste positie letten (afb. 2a).
Het apparaat niet zonder ingrediënten
gebruiken. Apparaat en toebehoren niet
blootstellen aan warmtebronnen.
S Het apparaat en het toebehoren grondig
reinigen voordat u deze voor het eerst
gebruikt, zie Reiniging en onderhoud".
Voorbereiden
S Het basisapparaat op een vlakke en schone
ondergrond zetten.
S Het snoer afwikkelen (afb. 3).
Bij apparaten met een automatische
snoeropwikkeling:
S Het snoer in één keer tot de gewenste
lengte uittrekken (max. 110 cm) en
langzaam loslaten; het snoer is
gearrêteerd.
S Het snoer inkorten:
Kort aan het snoer trekken en tot de
gewenste lengte laten opwikkelen.
Dan opnieuw kort aan het snoer trekken
en langzaam loslaten; het snoer is
gearrêteerd.
S De stekker in het stopcontact steken.
d Attentie!
Het snoer niet draaien bij het opwikkelen.
Bij apparaten met een automatische
snoeropwikkeling het snoer niet met de hand
inschuiven. Wanneer het snoer klemzit:
het snoer geheel afwikkelen en dan laten
opwikkelen.
Instellen van de bedrijfspositie
S Ontgrendelknop (1) indrukken en de
draaiarm draaien.
S De draaiarm op de gewenste positie zetten
en laten vastklikken.
Instellen van de bedrijfsstand
S Draaischakelaar (3) op de gewenste stand
draaien.
0/off
M
Standen
1-4
Roergarde, klopgarde, kneedhaak
Roergarde (7)
voor het roeren van deeg, bijv. roerdeeg
Klopgarde (8)
voor het kloppen van eiwit, slagroom en dun
deeg, bijv. biscuitdeeg
Kneedhaak (9)
voor het kneden van dik deeg en het
doorroeren van ingrediënten die niet
fijngemaakt moeten worden (bijv. rozijnen,
chocolaatjes)
d
Tijdens het gebruik niet in de kom grijpen.
Altijd werken met aangebracht deksel (4)!
Hulpstukken alleen vervangen bij stilstaande
aandrijving - na het uitschakelen loopt de
aandrijving nog even na en blijft dan staan
op de hulpstukwisselpositie. De draaiarm
pas bewegen wanneer het hulpstuk stilstaat.
Het apparaat kan alleen worden gebruikt
wanneer niet gebruikte aandrijvingen zijn
afgedekt met aandrijvingsbeschermdeksels
(11, 12, 13).
Werken met de kom
en de hulpstukken
S Ontgrendelknop (1) indrukken en de
draaiarm op positie 6 zetten.
S Afhankelijk van de uit te voeren taak de
roergarde, slaggarde of kneedhaak in de
aandrijving steken tot deze vastklikt.
afb. 4
N.B.:
De afdekking van de kneedhaak (9) na het
vastklikken over de aandrijving drukken
(afb. 10).
= stop/uit
= momentschakeling
Draaischakelaar
vasthouden. De aandrijving
werkt op het hoogste
toerental.
= werksnelheid
(1 = langzaam, 4 = snel)
tussenliggende standen
zijn gemarkeerd.
Verwondingsgevaar door
roterende hulpstukken
afb. 5
d
afb. 6
31