Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Inbedrijfname; Vullen En Ontluchten - Wilo IPL-Serie Einbau- Und Betriebsanleitung

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 1
– de pomp dient spanningsvrij tussen de leidingen te worden
gemonteerd
– het leidingverloop kan willekeurig zijn
– iedere inbouwstand met uitzondering van de stand waarbij
de motor naar onder gericht is, is toegestaan
– de stromingsrichting van het medium dient overeen te stem-
men met de aangegeven pijl op het pomphuis
– de montage van afsluiters voor-en achter de pomp is aan te
bevelen; hiermee wordt bij een eventuele kontrole en/of ver-
vanging van de pomp het aftappen en vullen van de installa-
tie overbodig
– de "lantaarnstuk" heeft aan de onderzijde een opening waar
een eventuele condenswaterafvoerleiding kan worden aan-
gesloten
– Bij de montage van pompen met combiflenzen PN6/10 dient
men te letten op de volgende aanwijzingen (zie afbeelding 4):
1. De montage van combi-flens met combi-flens is niet toe-
gestaan.
2. Tussen de schroefkop/ -moer en de combiflens moeten
de bijgaande onderlegringen (Pos. 1) beslist worden toe-
gepast.
borgringen (bijv. veerringen) zijn niet toegestaan.
OPGELET!
3. Het wordt aangeraden om voor flensverbindingen schroe-
ven van een materiaalkwaliteit 4.6 toe te passen. Bij de toe-
passing van schroeven van een ander materiaal dan 4.6
(bijv. schroeven van de materiaalkwaliteit 5.6 of materialen
met een nog hogere trekvastheid) zijn alleen toegestaan als
voor de montage het toelaatbare schroefaanhaalmoment
overeenkomstig de materiaalkwaliteit 4.6 wordt aangehou-
den.
Toelaatbaar schroefaanhaalmoment:
bij M 12 f 40 Nm,
bij M 16 f 95 Nm
Worden trekvastere schroeven (≥ 4.6) met afwij-
OPGELET!
kende toelaatbare aanhaalmomenten aange-
trokken, kunnen door de hogere voorspannin-
gen de kanten van de sleufgaten beschadigen.
Daardoor verliezen de schroeven de voorspan-
ning en kan de flensverbinding gaan lekken.
4. Men dient schroeven met voldoende lengte toe te passen:
Flensaansluiting PN 6
Flensaansluiting PN 10
wanneer de pomp wordt gebruikt om een vloeistof
OPGELET!
uit een reservoir te verpompen dient men er zorg
voor te dragen dat er onder alle omstandigheden
voldoende vloeistofniveau aanwezig is om droogloop
te voorkomen.
Bij installaties die voorzien worden van isolatie, mag
OPGELET!
alleen het pomphuis geïsoleerd worden. De motor en
lantaarn moeten vrij blijven.
Bij een foutieve montage
OPGELET!
kan de schroefkop/moer
in het sleufgat worden
getrokken.
Daardoor
kan,
wegens
doende
voorspanning
van de schroeven, die
functionaliteit van de
flensverbinding
loed worden.
Draad
min. schroeflengte
DN 40 DN 50 / DN 65
M12
55 mm
60 mm
M16
60 mm
65 mm
5.2
Elektrische aansluiting
de elektrische aansluiting dient door een plaatselijk
erkend elektrotechnisch installatiebedrijf – overeen-
komstig de geldende voorschriften – te worden uitge-
voerd.
– stroomsoort en spanning van de netaansluiting controleren.
– het vooraf kontroleren van de gegevens op het motortype-
plaatje van de pomp
– aansluitspanning:3~ 230V/ 400V, 50Hz
– netzijdige zekering: 16 Amp. (traag)
– zorgdragen voor een goede „aarding"
– de aansluitkabel dient dusdaning te worden aangelegd dat
deze in geen geval buizen en/of de pomp raakt
– het aansluitschema voor de elektrische aansluiting bevindt
zich in het klemmenkastendeksel
– de toepassing van een motorbeveiligingsschakelaar wordt
aanbevolen

6. Inbedrijfname

6.1

Vullen en ontluchten

– De installatie volgens de gebruikelijke regels vullen en ont-
luchten.
– Om cavitatiegeluiden en -schade te vermijden, moet in eer-
ste instantie een minimale toeloopdruk aan de zuigmond van
de pomp worden gewaarborgd. deze minimale toeloopdruk
is afhankelijk van de gebruikssituatie en het bedrijfspunt van
onvol-
de pomp en moet dienovereenkomstig worden bepaald. We-
zenlijke parameters bij het bepalen van de minimale toe-
loopdruk zijn de NPSH-waarde van de pomp in haar be-
drijfspunt en de dampdruk van het te verpompen medium.
beinv-
– De pompen door het lossen van het ontluchtingsventiel (af-
beelding 1, 2, pos. 9) ontluchten.
Droogloop beschadigt de mechanische asafdichting
OPGELET!
(mechanical seal) van de pomp.
Naargelang de temperatuur van het te verpompen
medium kan bij het volledig openen van de ontluch-
tingsschroef hete vloeistof in vloeibare of in damp-
vormige toestand uittreden resp. onder hoge druk
vrijkomen. Denk om het verbrandingsgevaar!
Naargelang de bedrijfstoestand van de pomp resp. de
installatie (temperatuur van het te verpompen me-
dium) kan de hele pomp zeer warm worden. Bij aan-
raking van de pomp bestaat er verbrandingsgevaar!
– door kortstondig inschakelen controleren of de draairichting
met de pijl op het pomphuis in overeenstemming is; bij een
verkeerde draairichting dient men 2 willekeurige fasen om te
zetten
7. Onderhoud
7.1
Mechanische asafdichting
Gedurende de inlooptijd dient men rekening te houden met een
geringe lekkage. Het is aan te bevelen om van tijd tot tijd een
zichtcontrole uit te voeren om een eventuele lekkage te onder-
kennen en zodoende op het juiste moment de asafdichting te
vervangen. WILO levert een reparatie-set die alle noodzakelijke
onderdelen bevat.
Vervanging van de mechanische asafdichting – uitvoering
met normmotor overeenkomstig
Demontage:
– de installatie spanningsvrij uitschakelen en tegen onbevoegd
inschakelen beveiligen
– afsluiters voor en achter de pomp sluiten
– motorkabel losnemen in geval deze te kort is
NEDERLANDS
afbeelding 1
17

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Diese Anleitung auch für:

Ipl...nDpl-serieDpl...n

Inhaltsverzeichnis