b) Servotester „SERVO"
Met behulp van de in het laadapparaat ingebouwde servotester
kunnen de analoge en digitale servo's worden gecontroleerd
en kunnen ze stap voor stap het volledig draaibereik testen.
Bovendien is deze functie bij de montage van een model zeer
behulpzaam aangezien men (ook zonder de afstandsbediening
in gebruik te moeten nemen) de servo's in de middelste positie
kan zetten.
Ga als volgt te werk:
• Sluit de te testen servo (1) aan de servo-/rijregelaaraansluit-
bus van het laadapparaat (2) aan.
De servostekker moet zo zijn verbonden dat de impulsleiding
van de servo (naargelang de fabrikant geel, wit of oranje)
naar de sensoringang van de Brushlessmotor van het laad-
apparaat (3) wijst.
• Sluit het laadapparaat aan de stroomtoevoer aan zodat het
startscherm te zien is.
• Kies in het weergave-/invoerveld „OPERATION" de functie
„SERVO".
• Activeer de functie met het invoerveld „START6" of raak
de functie „SERVO" aan. Het scherm schakelt naar het
servotest-scherm „SERVO TESTER" om.
• Met de knoppen „|-" en „+}" kunt u de pulsafstand „PULSE
PERIOD" (3 - 24 ms) en de pulsbreedte „PULSE WIDTH"
(900 - 2100 µs) wijzigen en daarbij de reactie van de servo
controleren.
• Raak de knop „ENTER" of „HOME" aan om naar het start-
scherm terug te keren.
Praktische tip:
Als u niet weet of de te testen servo met analoge of digitale techniek is uitgerust, probeert u tijdens het testen, de
servohendel voorzichtig met de hand uit zijn huidige positie te draaien. De servo zal proberen de servohendel in de
huidige positie te houden. Als hij daarbij bromt, gaat het om een analoge servo en als hij eerder kwettert, gaat het
om een digitale servo.
Analoge servo's moeten met een pulsafstand van 20 ms worden aangestuurd aangezien ze anders beschadigd
kunnen worden. Bij digitale servo's die sneller aangestuurd kunnen worden, kan een kortere pulsafstand worden
ingesteld. Verdere informatie hierover kunt u in de gegevensbladen van de servo vinden.
Afbeelding 21
Afbeelding 22
129