Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Elektrische Aansluiting; Motorbeveiliging; In Bedrijf Stellen; Controle Van De Draairichting - Grundfos AP80 Vortex Montage- Und Betriebsanleitung

Vorschau ausblenden Andere Handbücher für AP80 Vortex:
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 9
Teneinde de motor uit te schakelen bij het binnen dringen van
vocht, dient in de besturingskast een relais voor elke sensor aan-
wezig te zijn. Deze relais dienen uit te schakelen via een geschei-
den 24 V circuit bij een verstelbare weerstand van 0 tot 100 kΩ.
Het relais dient ingesteld te worden op ca. 50 kΩ afhankelijk van
het geleidingsvermogen van het te verpompen medium.
De vochtdetectie opnemers zijn aangesloten via de controleka-
bel, zie paragraaf 5. Elektrische aansluiting en het relais van de
vochtsen-soren dienen aangesloten te worden op het beveiliging-
scircuit van de besturingskast.

5. Elektrische aansluiting

De pomp dient volgens de in Nederland/België algemeen gel-
dende normen op het elektriciteitsnet te worden aangesloten.
De bedrijfsspanning en -frequentie staan vermeld op het type-
plaatje. Spanningstolerantie: ±10% van het op het typeplaatje
vermelde voltage (±5% voor explosieveilige pompen). Controleer
of de gegevens op het typeplaatje overeenkomen met de stroom-
voorziening.
De pomp dient op een externe werkschakelaar te zijn
aangesloten.
AP80-pompen tot en met 2,6 kW zijn alleen geschikt voor direct
aanlopen, zie afb. 1.
Afb. 1
T1
V
U
M
De overige pompen zijn geschikt voor ster/driehoek aanloop.
Beide uiteinden van de motorwindingen zijn verbonden met de
voedingskabel, zie afb. 2.
T1 en T3 zijn verbonden met de standaard set temperatuur-
opnemers.
T1 en T2 zijn verbonden met de extra set temperatuursen-
soren van toepassing bij explosieveilige pompen.
S1 en S2 zijn verbonden met de vochtdetectie opnemer in de
oliekamer.
S3 en S4 zijn verbonden met de vochtdetectie opnemer in de
kamer onder het topdeksel.
Pompen voorzien van twee vochtdetectie opnemers kunnen op
een gemeenschappelijk storingsrelais (parallelle aansluiting)
of op twee aparte storingsrelais, worden aangesloten.
Afb. 2
PE U U V
V W W
1
2
1
2
1
S
S
S
S
1
2
3
42
W
T2
PE
Max. 250 V / 2,5 A
Max. 250V / 2.5 A
2
T
1
+10°C
T
2
T
3
4

5.1 Motorbeveiliging

Alle pompen worden geleverd met een kabel van 10 m met een
vrij kabeleinde. De pompen dienen te worden aangesloten op een
afzonderlijke pompregeling met motorbeveiliging.
De statorwikkelingen zijn uitgerust met temperatuur-opnemers,
die de motor uitschakelen wanneer oververhitting dreigt.
In de oliekamer tussen de motor en het pomphuis en bij de klem-
menstrook onder het topdeksel zijn vochtdetectie opnemers aan-
gebracht. De vochtdetectie opnemers schakelen de motor uit
zodra er water binnendringt (geldt alleen voor pompen van
4,8 kW en groter).
De temperatuur- en vochtdetectie opnemers zijn aangesloten via
de controlekabel. De temperatuur-opnemers en het relais van de
vochtdetectie opnemers dienen aangesloten te worden op het
stuurstroom-circuit van de besturingskast.
N.B.: Installeer de afzonderlijke schakelkast/besturingskast in de
standaarduitvoering nooit in een explosiegevaarlijke omgeving.

6. In bedrijf stellen

Handel als volgt:
1. Controleer het oliepeil in de oliekamer.
2. Verwijder de zekeringen en controleer of de waaier vrij kan
draaien.
3. Controleer of de niveauregeling, laagwater- en hoogwatera-
larm (indien geïnstalleerd) naar behoren functioneren.
4. Controleer of het systeem met vloeistof gevuld en ontlucht is.
5. Vergewis u ervan dat de pomp in de vloeistof is ondergedom-
peld.
6. Open dan de afsluiters (als de pomp daarmee is uitgerust).
7. Controleer de instellingen van de niveauschakelaars.
8. Schakel de pomp in.
9. Bij droge opstellingen dient de aangebrachte koelmantel af-
zonderlijk te worden ontlucht.
N.B.: Om de draairichting te controleren kunt u de pomp heel
even laten draaien zonder dat deze in de vloeistof is onderge-
dompeld.

6.1 Controle van de draairichting

De draairichting moet steeds worden gecontroleerd als de pomp
aan een ander net wordt aangesloten.
Controleer de draairichting als volgt:
1. Start de pomp en controleer de opbrengst of de persdruk.
2. Stop de pomp en verwissel twee fasen draden.
3. Start de pomp en controleer de opbrengst of de persdruk.
4. Stop de pomp.
5. Vergelijk de opbrengst verkregen onder punt 1 en 3. In de si-
tuatie waarin de pomp de grootste opbrengst of de hogere
druk geeft is de draairichting correct.

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis