Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Ondergedompelde Installatie Met Voetbocht- Snelkoppeling; Vrijstaande Ondergedompelde Installatie; Droge Installatie; Niveauregelingen - Grundfos AP80 Vortex Montage- Und Betriebsanleitung

Vorschau ausblenden Andere Handbücher für AP80 Vortex:
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 9
4.1 Ondergedompelde installatie met voetbocht-
snelkoppeling
Pompen die bestemd zijn voor een permanente opstelling, kun-
nen aan een voetbochtsnelkoppelingssysteem worden gemon-
teerd. Bovendien kunnen deze pompen geheel of gedeeltelijk in
de te verpompen vloeistof worden geplaatst (bijv. onder water).
1. Boor gaten voor de bevestigingsbeugel van de geleidebuizen
aan de binnenzijde van de put. Bevestig de beugel met twee
schroeven, maar draai deze nog niet vast.
2. Plaats het voetstuk met voetbochtsnelkoppeling op de bodem
van de put. Bij een ongelijke putbodem dient het voetstuk uit-
gelijnd te worden. Gebruik een schietlood om het voetstuk juist
te kunnen positioneren. Zet het vervolgens vast met keilbou-
ten.
3. Monteer de persleiding volgens de algemeen bekende proce-
dures, zonder de leiding te verdraaien of bloot te stellen aan
overmatige spanningen.
4. Steek de geleidebuis in de ringen van het voetstuk met voet-
bochtsnelkoppeling en bepaal de lengte van de buis ten op-
zichte van de bevestigingsbeugel.
5. Draai de nog niet vastgedraaide schroeven van de beugel
weer los, bevestig de beugel boven op beide geleidebuizen en
bevestig de beugel stevig aan de putwand.
N.B.: De geleidebuizen dienen absoluut geen axiale speling te
vertonen, aangezien dit veel lawaai veroorzaakt tijdens het in be-
drijf zijn van de pomp.
6. Eventueel puin dient uit de put te worden verwijderd, voordat u
de pomp erin plaatst.
7. Bevestig het gedeelte met voetbochtsnelkoppeling aan de per-
saansluiting van de pomp. Schuif vervolgens het geleidestuk
van de voetbochtsnelkoppeling tussen de geleidebuis en laat
de pomp met behulp van een ketting in de put zakken. Wan-
neer de pomp het voetstuk met voetbochtsnelkoppeling be-
reikt, koppelt de pomp zich vanzelf.
8. Hang het uiteinde van de ketting aan een speciale haak, die
bovenaan de put is bevestigd.
9. Plaats de motorkabel in een kabeldoorvoerwartel die u op een
beugel aan de putwand dient te bevestigen. Als de motorkabel
te lang is, kunt u de lengte aanpassen. Een kabel met de juiste
lengte kan niet worden beschadigd als de pomp in bedrijf is.
Zorg ervoor dat de kabel niet geknikt of afgekneld kan worden.
N.B.: Het uiteinde van de nog niet aangesloten kabel mag zich
niet onder water bevinden, omdat er dan water via de kabel in de
motor terecht kan komen.

4.2 Vrijstaande ondergedompelde installatie

1. Monteer het voetstuk aan de zuigflens.
2. Voor het vrijstaand installeren van de pompen dient u een
bochtstuk van 90° op de persaansluiting aan te brengen en
sluit de persleiding/afvoerslang aan.
Wordt er een slang gebruikt, zorg er dan voor dat deze niet knikt
en dat de binnendiameter van de slang overeenkomt met de
doorlaat van de persaansluiting.
3. Laat de pomp in de vloeistof zakken. Plaats de pomp op een
stevige fundatie.

4.3 Droge installatie

Geldt alleen voor pompen van 4,8 kW en groter:
Bij een droge installatie is de pomp buiten de pompput opgesteld.
De pompmotor is gesloten en waterdicht, zodat beschadiging
door wateroverlast niet mogelijk is.
1. Monteer de bevestigingsplaat en het voetstuk aan de pomp.
2. Boor bevestigingsgaten in de betonnen vloer.
3. Zet de pomp vast met keilbouten.
4. Controleer of de pomp verticaal/horizontaal staat.
5. Sluit de voedingskabel en de kabel voor de beveiligingen aan.
Onderhoud en service kunnen worden vereenvoudigd door afslui-
ters aan te brengen aan zowel de zuigzijde als de perszijde van
de pomp.
6. Monteer de zuig- en persleidingen en afsluiters (indien toege-
past). Let op dat hierbij het pomphuis niet door de leidingen
wordt belast.

4.4 Niveauregelingen

Voor de AP80-pompen is een afzonderlijke niveauregeling met
niveauschakelaars beschikbaar als accessoire. Type LC voor
eenpomps-installaties en type LCD voor tweepomps-installaties.
De niveauregeling LC is voorzien van 2 of 3 niveauschakelaars.
De derde niveauschakelaar (optie) is voor hoogwater alarm.
De niveauregeling LCD is voorzien van 3 of 4 niveauschakelaars;
een voor stop, twee voor het starten van beide pompen. De
vierde niveauschakelaar (optie) is voor hoogwater alarm.
Wanneer de niveauschakelaars worden geïnstalleerd, dient u de
volgende punten in acht te nemen:
1. Om aanzuigen van lucht en trillingen in ondergedompelde
pompen te voorkomen dient de stopniveauschakelaar zoda-
nig te zijn aangebracht, dat de pomp wordt uitgeschakeld,
voordat het waterpeil onder de bovenzijde van de pomp is ge-
daald.
2. De startniveauschakelaar dient zodanig te zijn aangebracht
dat de pomp start bij het gewenste niveau. Het starten van de
pomp dient echter wel altijd plaats te vinden, voordat het wa-
terpeil de inlaatbuis van de put heeft bereikt.
3. Een eventuele hoog-niveau-alarmschakelaar dient ca. 10
cm boven de startniveauschakelaar te zijn aangebracht. Het
alarm dient echter wel altijd te worden gegeven voordat het
waterpeil de inlaatbuis van de put heeft bereikt.

4.5 Temperatuur-opnemers

De pompen hebben temperatuur-opnemers, die in de statorwin-
dingen zijn gemonteerd. Het contact van de sensoren opent bij
een temperatuur van 130°C.
Bedrijfsomstandigheden:
Spanning
Max. stroom
[VAC]
250
500
De niet explosieveilige pompen hebben één set temperatuur-
opnemers.
De explosieveilige pompen hebben 2 sets temperatuur-opne-
mers. De extra set zal openen bij een temperatuur die 10°C ho-
ger ligt dan de standaard sensoren, die bij 130°C openen. De
extra set sensoren verschaffen een extra beveiliging tegen over-
temperatuur bij explosieve toepassingen.
De temperatuur-opnemers zijn aangesloten via de controlekabel,
zie paragraaf 5. Elektrische aansluiting en dienen aangesloten te
worden op het beveiligingscircuit van de besturingskast.

4.6 Vochtdetectie opnemers

Geldt alleen voor pompen van 4,8 kW en groter:
Pompen voor ondergedompelde opstelling zijn leverbaar met
of zonder vochtdetectie opnemers.
Bij de pompen met vochtdetectie opnemers zit één sensor in de
oliekamer en de andere in de kamer onder het topdeksel.
Pompen voor droge opstelling worden geleverd met één sen-
sor gemonteerd in de oliekamer.
Een vochtdetectie opnemer bestaat uit twee proben waartussen
de weerstand wordt gemeten. Bij vochttoename verandert de
weerstand die afhankelijk is van het geleidingsvermogen en de
hoeveelheid vloeistof.
cos ϕ
[A]
2,5
1,0
1,6
0,6
0,75
1,0
0,5
0,6
41

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis