Herunterladen Diese Seite drucken

Telwin Alpine 15 Bedienungsanleitung Seite 20

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 12
NEDERLANDS
1. ALGEMENE VEILIGHEID VOOR HET GEBRUIK ..................................... 20
2. ALGEMENE BESCHRIJVING .................................................................. 20
2.1 TRADITIONELE BATTERIJLADERS .................................................................... 20
2.2 AUTOMATISCHE BATTERIJLADERS (TRONIC) .............................................. 20
3. FUNCTIES BOOST - BOOST&GO .......................................................... 20
4. DE AMPÈREMETER LEZEN (FIG.A) ....................................................... 20
5. INSTALLATIE ......................................................................................... 20
5.1 INRICHTING (FIG. B) .............................................................................................. 20
5.2 PLAATSING VAN DE BATTERIJLADER ............................................................. 20
5.3 AANSLUITING OP HET NET ................................................................................ 20
6. WERKING TIJDENS OPLADEN .............................................................. 20
6.1 VOORBEREIDING BATTERIJ ................................................................................ 20
6.2 VERBINDING BATTERIJLADER/BATTERIJ ....................................................... 21
1. ALGEMENE VEILIGHEID VOOR HET GEBRUIK
- Tijdens het opladen laten de batterijen explosief gas vrij, vermijd dat
er zich vlammen en vonken vormen. NIET ROKEN.
- De op te laden batterijen op een verluchte plaats zetten.
- De niet ervaren personen moeten op een adequate manier
opgeleid worden voordat ze het toestel gebruiken.
- Het apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf
en door personen met beperkte fysieke, zintuiglijke of mentale capaciteit,
door personen zonder ervaring of de benodigde kennis, mits deze onder
toezicht staan of nadat deze instructies hebben gekregen over een veilig
gebruik van het apparaat en over het begrip van de gevaren die met het
apparaat gepaard gaan.
- Kinderen mogen niet met het apparaat spelen.
- De reiniging en het onderhoud dat door de gebruiker moeten worden
uitgevoerd, mogen niet worden uitgevoerd door kinderen die niet onder
toezicht staan.
- De batterijlader uitsluitend binnen gebruiken en werken in goed verluchte
ruimten: NIET BLOOTSTELLEN AAN REGEN OF SNEEUW.
- De voedingskabel loskoppelen van het net voordat de kabels voor het opladen
worden aangesloten op of losgekoppeld van de batterij.
- De tangen niet aansluiten op of loskoppelen van de batterij met de
batterijlader in werking.
- De batterijlader geenszins gebruiken binnen in de auto of in de motorkap.
- De voedingskabel alleen vervangen met een originele kabel.
- Als het snoer is beschadigd, moet het worden vervangen door de fabrikant
of diens technische dienst of in ieder geval door iemand met een dergelijke
deskundigheid, om ieder risico te vermijden.
- De batterijlader niet gebruiken om niet heroplaadbare batterijen terug op te
laden.
- Verifiëren of de beschikbare voedingsspanning overeenstemt met diegene die
aangeduid staat op de plaat met de gegevens van de batterijlader.
- Om de elektronica van de voertuigen niet te beschadigen, de waarschuwingen
geleverd door de fabrikanten van de voertuigen of van de gebruikte batterij
strikt opvolgen.
- Deze batterijlader bevat componenten, zoals schakelaars of relais, die bogen of
vonken kunnen veroorzaken; bijgevolg, indien de batterijlader in een garage
of in een soortgelijke ruimte wordt gebruikt, moet men hem in een lokaal of in
een omgeving plaatsen die speciaal voor dit doel bestemd is.
- Ingrepen van herstellingen of onderhoud aan de binnenkant van de
batterijlader mogen alleen uitgevoerd worden door personeel met ervaring.
- OPGELET: DE VOEDINGSKABEL ALTIJD LOSKOPPELEN VAN HET NET
VOORDAT MEN GELIJK WELKE INGREEP VAN GEWOON ONDERHOUD VAN
DE BATTERIJLADER UITVOERT, GEVAAR!
- De batterijlader is beschermd tegen indirecte contacten middels een
aardegeleider zoals wordt voorgeschreven voor de toestellen van klasse I.
Controleren of het contact voorzien is van een beschermende aardeaansluiting.
- In de modellen die er niet van voorzien zijn, een stekker verbinden met een
vermogen geschikt voor de waarde van de zekering aangeduid op de plaat; in
de modellen voorzien van een kabel met stekker en met een vermogen "P.MAX
START" groter dan 9kW, raadt men voor het gebruik in start de vervanging
aan van de stekker met één met een vermogen geschikt voor de zekering
aangeduid op de plaat.
2. ALGEMENE BESCHRIJVING
2.1 TRADITIONELE BATTERIJLADERS
Manuele batterijladers (de ingreep van de operator is vereist om het proces van
opladen te beëindigen) aangewezen voor het opladen van loodvrije elektrolyt
batterijen (WET) gebruikt op motorvoertuigen (benzine en diesel), motorfietsen,
boten, enz. In functie van de beschikbare uitgangsspanning, is het mogelijk
batterijen van 6V, 12V, 24V op te laden. In sommige modellen is ook de modus
START of de modus BOOST&GO voorzien voor het starten van motorvoertuigen.
Accumulators oplaadbaar in functie van de beschikbare spanning van uitgang:
6V / 3 cellen; 12V / 6 cellen; 24V / 12 cellen.
2.2 AUTOMATISCHE BATTERIJLADERS (TRONIC)
Automatische batterijladers (elektronische controle van het proces van
opladen, onderbreking en automatisch herstel) aangewezen voor het opladen
van hermetische batterijen (GEL, AGM) in modus TRONIC, en van loodvrij
elektrolyt batterijen (WET) in manuele modus CHARGE (zie par. 2.1), gebruikt op
motorvoertuigen (benzine en diesel), motorfietsen, boten, enz. Het is mogelijk
INHOUD
6.3 MANUEEL OPLADEN EN AUTOMATISCH OPLADEN ................................. 21
6.3.1 MANUEEL OPLADEN ................................................................................. 21
6.3.2 AUTOMATISCH OPLADEN (TRONIC) ................................................... 21
6.4 GELIJKTIJDIG OPLADEN VAN MEERDERE BATTERIJEN ............................ 21
6.5 EINDE OPLADEN ................................................................................................... 21
6.6 LADINGSBEHOUD (alleen actief in de modus TRONIC of PULSE TRONIC) .. 21
7. WERKING TIJDENS START .................................................................... 21
7.1 VERBINDING BATTERIJLADER/BATTERIJ ....................................................... 21
7.2 STARTEN MET START (FIG.E1) ........................................................................... 21
7.3 STARTEN MET BOOST&GO (FIG.E2) ................................................................ 21
7.4 EINDE START ........................................................................................................... 21
. BESCHERMINGEN VAN DE ACCULADER (FIG. F) ................................ 21
9. NUTTIGE RAADGEVNGEN ................................................................... 21
batterijen van 12V, 24V op te laden.
3. FUNCTIES BOOST - BOOST&GO
Functies die toestaan het proces van opladen te versnellen en het starten van de
voertuigen te vergemakkelijken dankzij een snel vooraf opladen van de batterij
(de tijd van opladen is in functie van de capaciteit en van het niveau van ontladen
jaar
van de batterij). Voor de modellen voorzien van de functie BOOST&GO is het
mogelijk over te gaan tot het starten door de kabels verbonden te laten met
de batterij (zie paragraaf 7). Tijdens het proces van opladen moet men altijd de
aanwijzingen van de paragraaf 4 volgen.
4. DE AMPÈREMETER LEZEN (FIG.A)
De ampèremeter staat het lezen toe van de stroom geleverd door de batterijlader
aan de batterij (een volledig ontladen batterij vereist aanvankelijk de maximum
stroom, die vervolgens met de tijd afneemt). Tijdens de fase van opladen ziet men
dat de aanwijzer van de ampèremeter zich verplaatst van rechts naar links en
hierbij een vermindering van de stroom gevraagd door de batterij aanduidt, tot
aan heel lage waarden dicht bij nul (voorwaarde van opgeladen batterij) met een
snelheid en een nauwkeurigheid die afhankelijk zijn van de capaciteit, de staat
van de batterij en de nauwkeurigheid van het lezen van de ampèremeter. Men
herinnert eraan dat de juiste staat van opladen van de batterijen alleen bepaald
kan worden gebruik makend van een densimeter, die toestaat de specifieke
densiteit van de elektrolyt te meten. Voor de manuele batterijladers moet men
de ampèremeter monitoreren om te bepalen wanneer de batterij aan het einde
van het opladen is en moet men deze loskoppelen van de batterijlader om de
oververhitting of de beschadiging ervan te voorkomen.
5. INSTALLATIE
5.1 INRICHTING (FIG. B)
De batterijlader uitpakken, overgaan tot de montage van de losse componenten
die in de verpakking zitten.
De modellen op wagen moeten in verticale stand geïnstalleerd worden.
5.2 PLAATSING VAN DE BATTERIJLADER
Tijdens de werking de batterijlader op een stabiele manier installeren en ervoor
zorgen dat de luchtdoorgang niet verstopt wordt middels speciaal daartoe
bestemde openingen zodanig dat een voldoende ventilatie gegarandeerd is.
5.3 AANSLUITING OP HET NET
- De batterijlader mag uitsluitend aangesloten worden op een voedingssysteem
met een neutraalgeleider verbonden met de aarde.
- Controleren of de netspanning overeenstemt met de spanning van werking.
- De voedingslijn moet uitgerust zijn met beschermingssystemen zoals
zekeringen of automatische schakelaars, voldoende om de maximum
absorptie van het toestel te verdragen.
- De aansluiting op het net è moet uitgevoerd worden met een speciale kabel.
- Eventuele verlengsnoeren van de voedingskabel moeten een adequate
doorsnede hebben die nooit kleiner mag zijn dan diegene van de geleverde
kabel.
- Het is altijd verplicht het toestel met de aarde te verbinden, gebruik makend
van de geel-groene geleider van de voedingskabel, gemarkeerd met het etiket
( W ), terwijl de andere twee geleiders verbonden moeten worden met de fase
en de neutraal
6. WERKING TIJDENS OPLADEN
NB: Voordat men overgaat tot het opladen, moet men verifiëren of de
capaciteit van de batterijen (Ah) die men wenst te onderwerpen aan het
opladen niet kleiner is
dan diegene die aangeduid staat op de plaat van de batterijlader (Cmin).
Bij het uitvoeren van de instructies nauwkeurig de hierna aangegeven
volgorde volgen.
6.1 VOORBEREIDING BATTERIJ
Indien de op te laden batterij van het type WET is, moet men als volgt tewerk
gaan:
- De eventueel aanwezige deksels van de batterij wegnemen, ì zodanig dat de
gassen die zich ontwikkelen tijdens het opladen naar buiten kunnen komen.
Controleren of het niveau van de elektrolyt de platen van de batterijen dekt;
indien deze bloot blijken te liggen, gedistilleerd water toevoegen tot ze 5 -10
mm bedekt zijn.
- 20 -

Werbung

loading

Diese Anleitung auch für:

807544Leader 400 startDynamic 520 start