11.1.1 Koude start (afb. 13)
1. Zet de chokehendel (20) in de stand "Choke".
2. Zet de aan/uit-schakelaar (11) in de stand "I/ON".
3. Open de benzinekraan (19).
4. Start de motor met de trekkabelstarter van de
startmotor (18). Trek hiervoor hard aan de greep.
Als de motor niet start, trek dan opnieuw aan de
greep.
5. Na het starten van de motor laat u de machine en-
kele seconden draaien en zet u de chokehendel
(20) op "Run".
11.1.2 Warme start (afb. 13)
1. Zet de chokehendel (20) in de stand "Run".
2. Zet de aan/uit-schakelaar (11) in de stand "I/ON".
3. Start de motor met de trekkabelstarter van de
startmotor (18). Trek hiervoor hard aan de greep.
11.1.3 Na het starten van de motor (afb. 1)
1. De trekkerblokkering (24) van het handspuitpis-
tool (23) indrukken.
2. Houd het handspuitpistool in een veilige richting
en druk de trekker (25) in. Hiermee wordt het pom-
psysteem van lucht en verontreinigingen ontdaan.
11.2 Motor uitschakelen (afb. 13)
1. Laat het apparaat kortstondig zonder belasting
werken, voordat u het uitschakelt, zodat het appa-
raat kan "afkoelen".
2. Zet de aan/uit-schakelaar (11) in de stand "0/OFF".
3. Sluit de benzinekraan (19).
11.2.1 Na het uitschakelen van de motor
1. Sluit de watertoevoer.
2. Druk de trekker (25) zo lang in tot het apparaat
drukloos is.
11.3 Instellen van de werkdruk en de toevoerhoe-
veelheid
Bij dit apparaat zijn werkdruk en toevoerhoeveelheid
standaard ingesteld en kunnen niet worden versteld.
11.4 Mondstuk vervangen (afb. 7)
m GEVAAR
1. Schakel het apparaat uit voordat u het mondstuk
verwisselt en druk de trekker (25) in tot het appa-
raat drukloos is.
11.4.1 Gebruik van de sproeiers (afb. 7)
Met behulp van de snelsluiting op de spuitlans (17)
kan tussen vijf mondstukken (3) worden gewisseld.
Ga als volgt te werk om de mondstukken (3) te ver-
vangen:
1. Trek de ring van de snelkoppeling terug en trek
het mondstuk (3) eraf.
2. Selecteer het gewenste mondstuk (3):
- Zachte straal: 40° (wit) of 25° (groen)
84 | NL
- Harde straal: 0° (rood)
- Reinigingsmiddel: zwart
3. Trek de ring naar achteren, plaats het geselec-
teerde mondstuk (3) en laat de ring los. Trek aan
het mondstuk (3) om te controleren of deze goed
vastzit.
4. Het beste reinigingsresultaat wordt bereikt als het
mondstuk (3) op een afstand van 20 tot 60 cm van
het te reinigen oppervlak wordt gehouden. Als de
afstand te klein is, kan het gespoten oppervlak
beschadigd raken.
5. Houd bij het reinigen van autobanden een afstand
van ten minste 30 cm aan.
11.5 Gebruik met reinigingsmiddelen
m WAARSCHUWING
1. Schakel het apparaat uit voordat u afstellings- of
onderhoudswerkzaamheden gaat uitvoeren.
LET OP
Ongeschikte reinigingsmiddelen kunnen het appa-
raat en het te reinigen object beschadigen.
• Gebruik alleen aanbevolen reinigingsmiddelen die
geschikt zijn voor hogedrukreinigers. Dit apparaat
is bedoeld voor gebruik met door de fabrikant aan-
bevolen reinigingsmiddelen. Het gebruik van ande-
re reinigingsmiddelen of chemicaliën kan de veilig-
heid van de machine in gevaar brengen.
• Aanbevolen reinigingsmiddelen zijn voornamelijk
reinigingsmiddelen die geschikt zijn voor gebruik
met hogedrukreinigers. Deze zijn onder andere
verkrijgbaar in de doe-het-zelf- en autoaccessoire-
markten.
LET OP
Reinigingsmiddelen kunnen schadelijk zijn voor het
milieu.
• Neem de aanwijzingen van de fabrikant in acht bij
het gebruik en de afvoer van het reinigingsmiddel
en het afvalwater.
Ga als volgt te werk om met reinigingsmiddelen te
werken:
1. Bereid de reinigingsmiddeloplossing voor volgens
de aanwijzingen van de fabrikant.
2. Neem de aanwijzingen betreffende het gebruik
van de mondstukken (3) in acht (zie 11.4.1).
3. Controleer of het mondstuk (3) voor reinigings-
middel (zwart) is gebruikt.
4. Open de tankdop van de reinigingsmiddelentank
(16).
5. Vul de reinigingsmiddelentank (15) met reini-
gingsmiddel.
LET OP
• Reinigingsmiddel mag niet met de hogedrukmond-
stukken (3) (wit, groen of rood) worden gebruikt.
www.scheppach.com