Depuy Synthes CODMAN MICROSENSOR 82-6633 Bedienungsanleitung Seite 19

4. Maak een punctie in de dura met een naald
of cautère.
5. Gebruik de split-trocar voor het doorvoeren van
de ventriculaire cathether onder de hoofdhuid van
de craniotomie naar enige andere bruikbare plaats
die minstens 3 cm van het boorgat verwijderd is.
6. Verwijder het stilet uit de split-trocar.
7. Leid de ventriculaire catheter door de split-trocar
van het uitgangspunt naar de boorgatwond, zoals
in figuur 2 aangegeven.
8. Verwijder de split-trocar van onder de hoofdhuid.
9. Controleer dat de transductorpunt bij het eerste
grote gat op het distale einde van de ventriculaire
catheter zit, zoals geïllustreerd in figuur 8. Indien
nodig, maakt u de dop van de Tuohy-Borst-
adapter los (linksom draaien) en verstelt de
transductorstand zoals benodigd is.
10. Draai de dop van de Tuohy-Borst-adapter en
alle LUER-LOK-aansluitingen stevig vast (rechtsom
draaien). Overtuig u ervan dat de transductorpunt
op de juiste plaats blijft zoals in figuur 8 is
aangegeven. Indien nodig, nogmaals bijstellen.
11. Breng de punt van het 15 cm stilet door het
middelste grote gat op het distale einde van de
ventrikelkatheter (zie afbeelding 3). VOORZICHTIG:
De punt van de transductor niet met het stilet
aanraken; dit kan schade veroorzaken. Als men per
ongeluk de transductor aanraakt, zal dit herkenbaar
gemaakt worden door een gelijktijdige overgangs-
responsie in de golfvorm van het monitorspoor en/
of een verhoging van het numerieke display. In zo'n
geval de transductor niet gebruiken.
12. Breng het stilet en de katheter in een rechte
hoek op de schedel in het laterale ventrikel tot
een diepte van ongeveer 7 cm (zie afbeelding 4).
NB: Sommige chirurgen zullen er de voorkeur aan
geven om eerst de 10 gauge naald te gebruiken
om het ventrikel te lokaliseren, zoals in figuur 5
geïllustreerd wordt, en daarna het stilet en de
catheter door het op die manier gemaakte kanaal
te voeren.
13. Om de ventriculaire plaatsing te controleren,
verwijdert u de dop van de drainagepoort aan de
zijde van de Tuohy-Borst-adapter om CSV door de
katheter te laten vloeien.
14. Houd de catheter op zijn plaats en verwijder
voorzichtig het stilet.
15. Duw de ventriculaire catheter omlaag en
trek enig eventueel extra catheterlengte weg van
de incisieplaats.
16. Bevestig de catheter bij het uitgangspunt met
hechtingen aan de hoofdhuid. Extra hechtingen
kunnen door de gaten in de flens van de vrouwelijke
LUER-LOK connector geplaatst worden.
17. Sluit en verbind de plaats van de incisie.
18. Bevestig desgewenst de drainagepoort van
de ventriculaire catheter aan een ventriculair
drainagesysteem.
Alternatieve doorvoertechniek
Het volgende is een alternatieve techniek voor het
doorvoeren van de ventriculaire catheter onder
de hoofdhuid zonder dat de ICP-transductor van
tevoren geladen is. De chirurg kan desgewenst
details veranderen op basis van zijn of haar ervaring
en medisch oordeel.
1. Maak de ventrikelkatheter zorgvuldig los van de
witte vrouwelijke LUER-LOK-aansluiting en Tuohy-
Borst-adapter.
2. Trek de Tuohy-Borst-adapter en de
transductoreenheid zachtjes volledig uit de katheter.
3. Sluit de transductor aan en stel deze op nul in
zoals beschreven in het hoofdstuk Aansluiting en
nulstelling van de transductor.
4. Gebruik een split-trocar (bijgesloten) of een
standaard doorvoertrocar (niet bijgesloten, zie
figuur 6) om de ventriculaire catheter onder de
hoofdhuid van de craniotomie naar enig andere
gewenste plaats die minstens 3 cm van het boorgat
verwijderd is door te voeren.
5. Nu kan de catheter op de gewenste lengte
gesneden worden. Laat op de plaats van de incisie
voldoende extra catheter om het inbrengen van een
canule mogelijk te maken.
6. Leid de punt van de ICP-transductor terug via
het proximale uiteinde van de catheter; zie figuur 7.
Steriele zoutoplossing kan gebruikt worden voor
het irrigeren van het binnenkanaal van de katheter
om het vooruitbewegen van de transductor te
vergemakkelijken. Ga door met het vooruibewegen
van de transductor tot de punt ervan te zien is
door het eerste gat aan het distale uiteinde van de
katheter zoals in figuur 8 is aangegeven.
19