Over het algemeen geldt: Licht ont-
–
vlambare stoffen uit de buurt van het
apparaat houden (explosie-/brandge-
vaar).
Alle veiligheidsafdekkingen en veilig-
–
heidssystemen moeten volgens de re-
gels aangebracht zijn.
Instellingen aan de machine of de ap-
–
paratuur alleen bij stilstaande motor uit-
voeren.
Voorzichtig zijn in het bereik van de
–
knikbesturing - gevaar voor beklemd ra-
ken!
Bij geparkeerde machine parkeerrem
–
aantrekken en de apparatuur naar be-
neden laten zakken (zwevende positie).
Alvorens met het werk te beginnen,
–
controleren of de schroefverbindingen
goed vast zitten, en of alle bouten ge-
borgd zijn.
Het apparaat mag niet worden gebruikt
–
door kinderen of jongeren.
Het meenemen van begeleidende per-
–
sonen is niet toegestaan.
Het apparaat mag nooit onbeheerd
–
worden achtergelaten zolang de motor
nog draait. De bediener mag het appa-
raat pas verlaten, als de motor is uitge-
zet, het apparaat tegen onbedoelde
bewegingen is beveiligd, de handrem is
aangetrokken en de contactsleutel uit
het contact is gehaald.
Rijfunctie
Gevaar
Verwondingsgevaar!
Voor elk gebruik moet de veiligheidscontro-
le in het hoofdstuk „Inbedrijfstelling" uitge-
voerd worden.
De rijsnelheid moet aan de omstandighe-
den van dat moment aangepast worden.
Kantelgevaar bij de sterke hellingen.
In de rijrichting mag u slechts verhogin-
–
gen tot 25% nemen.
Kantelgevaar bij snel door de bochten
rijden.
In bochten langzaam rijden.
–
Kantelgevaar bij onstabiele onder-
grond.
Het apparaat uitsluitend op bevestigde
–
ondergrond bewegen.
Kantelgevaar bij de zijwaartse hellingen.
Dwars op de rijrichting alleen hellingen
–
tot maximaal 10 % berijden.
Alle bedieningshendels en schakelaars
–
moeten voor het starten van de motor in
de neutrale stand staan. De bestuurder
moet bij het starten op de bestuurders-
stoel zitten. Het rijpedaal mag tijdens de
startprocedure niet gebruikt worden.
Het aandoen van de veiligheidsgordel
–
wordt altijd aanbevolen bij het werken
met hulpstukken. Bij het inzetten ervan
kan het tot een plotselinge stilstand van
de machine komen (zoals bijv. sneeuw-
ploeg, frontlader etc.)
Het apparaat mag alleen vanuit de stoel
–
in beweging gezet worden.
Bij transportritten moet het frontrek
–
maximaal omhooggeheven en geblok-
64
keerd worden, daarvoor hendel hele-
maal naar boven trekken.
Bijzondere voorzichtigheid betrachten
–
bij werken aan hellingen en greppels.
Apparaten met verbrandingsmotor
Het apparaat mag niet in gesloten ruimtes
gebruikt worden.
Gevaar
Verwondingsgevaar!
De uitlaat mag niet geblokkeerd wor-
–
den.
Niet over de uitlaat buigen of deze aan-
–
raken (verbrandingsgevaar).
Aandrijfmotor niet aanraken of vastpak-
–
ken (verbrandingsgevaar).
Uitlaatgassen zijn schadelijk voor de
–
gezondheid, ze mogen niet worden in-
geademd.
De motor heeft ca. 3 - 4 seconden na-
–
loop nodig na het uitzetten. In deze tijd
absoluut uit de buurt blijven van het
aandrijfbereik.
Veiligheidsinrichtingen
Deze machine is met meerdere veiligheids-
systemen uitgerust. Parkeerrem, bestuur-
dersstoel en hendel van het hydraulische
systeem zijn voorzien van een veiligheids-
schakelaar.
Hoofdschakelaar
De hoofdschakelaar onderbreekt de elektri-
sche toevoer naar de startmotor. Bij afge-
zette motor moet die altijd uitgeschakeld
worden (stand naar de zijkant).
Startblokkering
Voor het starten van de motor moet:
de hoofdschakelaar ingeschakeld zijn
–
(stand naar boven).
de parkeerrem ingeschakeld zijn.
–
de bestuurder op de bestuurdersstoel
–
zitten.
Zitcontactschakelaar
De motor wordt uitgeschakeld:
wanneer men van de stoel opstaat zon-
–
der gebruikmaking van de parkeerrem.
wanneer men van de stoel opstaat en
–
het hydraulisch systeem ingeschakeld
is.
Symbolen in de gebruiksaanwijzing
Gevaar
Voor een onmiddellijk dreigend gevaar dat
leidt tot ernstige en zelfs dodelijke lichame-
lijke letsels.
Waarschuwing
Voor een mogelijks gevaarlijke situatie die
zou kunnen leiden tot ernstige en zelfs do-
delijke lichamelijke letsels.
Voorzichtig
Voor een mogelijks gevaarlijke situatie die
kan leiden tot lichte lichamelijke letsels of
materiële schade.
2
-
NL
Symbolen op het apparaat
Verbrandingsgevaar door
hete oppervlakken! Laat de
uitlaatinstallatie voldoende
afkoelen voordat u aan het
apparaat begint te werken.
Voorzichtig
Verbrandingsgevaar door
eventueel hete hydrauli-
sche snelkoppelingen. Om
de verbindingen te schei-
den, moeten handschoe-
nen gedragen worden.
Gevaar
Gevaar voor kneuzing.
Erop letten dat er zich tij-
dens het bedrijf niemand in
de buurt van het knikge-
wricht bevindt.
Waarschuwing
Gevaar voor kneuzing.
Handen uit de buurt houden
van de gemarkeerde
plaats.
Gevaar
Gevaar voor kantelen. En-
kel terreinen berijden met
een max. zijdelingse helling
van 10%.
Kettingopname / kraanpunt
Vastsjorpunt
Hier koelwater vullen.
De eerste 100 bedrijfsuren (inloop-
tijd)
Tijdens de eerste 100 bedrijfsuren moet
vooral gelet worden op het volgende:
Vóór het wegrijden of het belasten van
–
de machine de motor voldoende warm
laten lopen.
Voorzichtig rijden en overbelasting ver-
–
mijden.
Na 50 bedrijfsuren motorolie, motorolie-
–
filter en oliefilter van het hydraulisch sy-
steem vervangen.