Afb.
b
Afb.
c
Bij het installeren van een NovoPort-
aandrijving moet aan de aandrijfzijde de buitenste
ring van de bovenste looprol (90L/90R), resp.
((105L/105R) bij HL) worden gedemonteerd.
Houd de looprol in de rechterhand. Steek een schroe-
vendraaier tussen rib en tand van de looprol. Draai
de looprol rechtsom om de buitenste ring los te ma-
ken en los te trekken.
Afb.
d
Monteer zowel rechts als links van de kopsec-
tie (87) een voorgemonteerde rollenbok (88L/88R)
met de schroeven (S13). Hierbij het toegestane aan-
haalmoment van 10 Nm aanhouden bij het vast-
schroeven.
Afb.
e
Bij handbediening of deuraandrijving Novo-
Port: Positioneer de looprolmiddelpunten gecentreerd
t.o.v. de binnenkant van het vormeindstuk. Houd er
rekening mee dat bij een plafondaandrijfeenheid als
deuraandrijving de looprollen ca. 25 mm verzet moe-
ten hebben naar boven.
4.5.9 Montage van de middenscharnieren
Afb.
a
, pagina A25. Na het monteren van de indivi-
duele deurbladsecties (44;67;86;87), de midden-
scharnieren (48) monteren met de schroeven (S13).
Het toegestane aanhaalmoment van 10 Nm aanhou-
den bij het vastschroeven.
4.5.10 Montage van het deurblad afronden
Afb.
a
Ter afronding van de montage aan beide zij-
den van de looprails voorzichtig de ingrijpbeveili-
ging (39) plaatsen.
Afb.
b
Controleer de profiel- en plaatafdichtingen op
eventuele vervormingen. De oorspronkelijke vorm
kan worden hersteld met een föhn.
4.6
Spannen van de torsieveren
Gevaar door een gespannen veer!
WAARSCHUWING
De veren hebben een hoog koppel en
kunnen bij het spannen / ontspannen
hoge krachten veroorzaken.
•
Draag bij het spannen / ontspannen
van de veren een geschikte per-
soonlijke beschermingsuitrusting.
Afb.
a
, pagina A26. Gebruik voor het spannen van
de torsieveeras (35L/35R) de beide spanpijpen (92)
en span de veren (35L/35R) in pijlrichting. De veer
wordt altijd van onder naar boven gespannen. Het
aantal spanomwentelingen is op het typeplaatje aan-
gegeven, zie hiervoor ook de tabel in Afb.
veren moeten met hetzelfde aantal omwentelingen
worden gespannen. Het aantal spanomwentelingen
kan bij de gespannen veer worden bepaald volgens
Afb.
c
.
Afb.
c
Heeft u het betreffende aantal spanomwente-
lingen bereikt, de veerspankopbouten (S11) stevig
aanhalen.
56 - NL
Afb.
d
Na het spannen van de veer de deur controle-
ren op een probleemloze werking. Controleer of de
trekkabels ook bij een geopende deur voldoende
spanning hebben. Pas na een controle van de wer-
king de borgclip (98L/98R) met het montagevaantje
uittrekken, om de veerbreukbeveiliging te ontgrende-
len.
LET OP
Afb.
e
De borgclips (98L/98R) voor de veerbreukbe-
veiliging moeten bij de deur blijven voor bij een even-
tuele veerbreuk. De borgclips (98L/98R) links en
rechts op het kozijnprofiel (1L/1R) ophangen.
Afb.
f
Monteer de bevestigingsclips (95) voor de
veerspanpijpen (92) in de rechthoekige gaten van het
kozijnprofiel (1R) en de spanpijpen (92) hierin vast-
klikken.
4.7
Montage van de achter liggende
torsieveeras (HL)
Houd er rekening mee dat de volgende
werkstappen alleen de verschillen t.o.v. de
montage van de voor liggende torsieveeras
(VL-variant) beschrijven. Zijn de
montagestappen identiek aan de VL-variant,
wordt alleen verwezen naar het betreffende
montagehoofdstuk van de VL-variant. Bij de
betreffende posities de montage-
aanwijzingen voor de VL-variant opvolgen.
4.7.1 HL - voorgemonteerd deurframe
Volg de aanwijzingen, evenals Afb.
in het hoofdstuk: 4.4.1 - Voormontage van het deur-
frame.
Houd er rekening mee dat Afb.
voor de VL-variant en dus niet wordt opgevolgd.
4.7.2 HL - montage van de muurankers
De aanwijzingen en afbeeldingen opvolgen in hoofd-
stuk: 4.4.2 - Montage van de muurankers.
4.7.3 HL - plugmontage van het deurframe
De aanwijzingen en afbeeldingen opvolgen in het
b
. Beide
hoofdstuk: 4.4.3 - Plugmontage van het deurframe.
Bij Afb.
e
HL-variant: Het kozijnprofiel (1L/1R) wordt telkens
met een bout (S8) en geschikte plug (S9) op de gara-
gewand vastgeschroefd.
Deze montage-, bedienings- en onderhoudshandleiding moet tijdens de gehele gebruiksduur worden bewaard!
Mogelijke activering van de
veerbreukbeveiliging door een te
losse trekkabel!
In een gesloten toestand moeten nog
minimaal 2 veiligheidswikkelingen van
de kabel op de kabeltrommels aanwe-
zig zijn.
b
, pagina A5. rekening houden met de
a
, pagina A3.
uitsluitend geldt