Afb.
d
Monteer de looprailverbinder (6) met twee
bouten en moeren (S6 + S12) op de hoekverbin-
dingsprofielen (20)
ren (14L/14R). Gebruik voor het vastschroeven bij
voorkeur de bovenste gatpositie. Uitzondering: De
aandrijving vereist montage in de onderste.
Afb.
e
Trek de voorgemonteerde ankerrail (27) uit de
looprailverbinder (6) naar voren en schroef de voor-
gemonteerde ankerrail (27) op de garagewand met
de schroeven (S8) en de bijpassende pluggen (S9).
De klemplaat (29) slechts licht aanhalen, het ver-
schuiven van de ankerrail (27) moet nog mogelijk zijn
voor de aansluitende diagonale uitlijning.
Procedure (B) bij plafondmontage, evenals bij een
garagebinnenbreedte groter dan BRB + 1030 mm
bij deurinbouw in het midden:
Afb.
d
Monteer de looprailverbinder (6) met twee
bouten en moeren (S6 + S12) op de hoekverbin-
dingsprofielen (20)
ren (14L/14R). Gebruik voor het vastschroeven bij
voorkeur de bovenste gatpositie. Uitzondering: De
aandrijving vereist montage in de onderste.
Afb.
f
De op maat ingekorte plafondophanging, be-
staande uit de ankerrail (27), aansluitprofiel (28) en
de bouten en moeren (S6 + S12) voormonteren. De
bouten slechts licht aanhalen, om het aansluitend uit-
lijnen mogelijk te maken. Met de twee bouten en
moeren (S6 + S12) de voorgemonteerde plafondop-
hanging op de hoekverbindingsprofielen (20) vast-
schroeven.
Afb.
g
Gebruik daarna de bouten (S8) en bijbeho-
rende pluggen (S9) voor het monteren van de pla-
fondophanging aan het garageplafond.
Verder zijn de montagestappen voor wandmonta-
ge en plafondmontage identiek.
Afb.
h
De diagonalen van beide horizontale deur-
looprails opmeten. Kies hiervoor aan beide zijden de-
zelfde referentiepunten. De beide diagonalen moeten
dezelfde waarde hebben, om een wrijvingsarme
deurloop te waarborgen. Controleer ook de horizonta-
le uitlijning van de looprailparen met een waterpas en
haal daarna pas de bouten van de ophanging en die
aan het vormeindstuk (16L/16R) aan.
Afb.
i
Bereid de vier plafondophangingen, bestaande
uit de ankerrail (27), aansluitprofiel (28) en de bouten
en moeren (S6 + S12) voor. Schroef steeds een pla-
fondophanging met de bouten en moeren (S6 + S12)
aan de verbindingsplaat (18) van beide looprailpa-
ren (14L/14R).
Afb.
j
Monteer aan elk looprailpaar (14L/14R) één
looprailophangprofiel (19), door dit ongeveer in het
midden op het looprailpaar (14L/14R) te plaatsen en
in positie te draaien.
Afb.
k
Positioneer beide looprailophangprofielen (19)
op het beoogde ophangpunt en monteer per kant een
plafondophanging met de bouten en moeren (S6 +
S12).
54 - NL
van
de
beide
looprailpa-
van
de
beide
looprailpa-
Afb.
l
Controleer het looprailpaar (14L/14R) op even-
tuele verdraaiingen en monteer daarna de resterende
plafondophangingen aan het garageplafond met de
bouten (S8) evenals de bijbehorende pluggen (S9).
Afb.
m
Bij stabiliteitsproblemen bij de achterste pla-
fondophanging, extra diagonaalschoren aanbrengen.
4.4.7 Montage van de torsieveeras
Afb.
a
en Afb.
monteerde rechter torsieveeras (35R) in de lager-
plaathouder (8R) en deze vastschroeven met de
bout (S11).
Afb.
c
en Afb.
torsieveeras (35R). Houd hierbij rekening met de vol-
gende punten:
LET OP
Bij deuren vanaf BRB 3530 mm zijn
twee tussenlagers (37) noodzakelijk.
Monteer per zijde en torsie-
veer (35L/35R) elk een tussenla-
ger (37). Zorg ook hier voor voldoende
afstand t.o.v. de torsieveren (35L/35R).
De afstand moet minimaal 120 mm zijn.
LET OP
Tussenlagers (37) moeten exact zijn
uitgelijnd.
Zorg voor een exacte uitlijning van het
tussenlager (37), om onbalans te ver-
hinderen en een rustige asloop te berei-
ken.
•
Zorg voor een voldoende afstand t.o.v. de
torsieveer (35R), deze moet minimaal 120 mm
zijn.
•
Houd ook rekening met de ruimte voor de
askoppeling (38) en de montage hiervan.
•
Plaats het tussenlager (37), iets verzet t.o.v. het
deurmidden, voor voldoende ruimte voor een
eventuele deuraandrijving.
•
Kies een geschikt referentiepunt (bovenkant
kozijnprofielen 1R en 1L, garageplafond), voor
het bepalen van de positie van het tussenlager.
Afb.
e
Het tussenlager met de bouten (S8) en de
pluggen (S9) vastschroeven.
Afb.
f
Schuif de askoppeling op het asuiteinde van
de rechter torsieveer (35R).
Afb.
g
en Afb.
as (35L) op dezelfde wijze als de rechter. Schuif
daarna de askoppeling (38) in het midden tussen de
beide asuiteinden en deze slechts licht aanhalen, om
het nastellen nog mogelijk te maken.
Deze montage-, bedienings- en onderhoudshandleiding moet tijdens de gehele gebruiksduur worden bewaard!
b
, pagina A14. Schuif de voorge-
d
Schuif het tussenlager (37) op de
h
Monteer de linker torsieveer-