NEDERLANDS
haal eerst vleugelschroef (74), ver-
volgens vleugelschroef (75) aan om
het werkstuk vast te klemmen.
75
9.2
Veiligheid
•
Freesaanslag
De freesaanslag (76) verhindert onge-
wild contact met het freeswerktuig en
biedt bescherming tegen rondvliegende
houtspaanders en zaagsel.
76
Plaats de freesaanslag tijdens het
gebruik steeds zo, dat
− de assen van freesas en centreer-
pen precies op dezelfde lijn liggen
en
− dat de afstand tussen het werkstuk
en de onderzijde van de werktuigbe-
scherming (77) maximaal 2 mm
bedraagt.
•
Werkstukaanslag en klemmecha-
nisme
De werkstukaanslag (78) en het klem-
mechanisme (79) voorkomen dat het
werkstuk bij de bewerking kan verglij-
den.
78
De werkstukaanslag en het klemmecha-
nisme moeten tijdens het gebruik steeds
aan het werkstuk aangepast zijn, zodat
het werkstuk geen speelruimte heeft.
Monteer de werkstukaanslag zo, dat het
werkstuk door het roterende freeswerk-
tuig tegen de werkstukaanslag gedrukt
wordt.
54
Veiligheidsvoorschriften voor de
bediening
Algemeen gevaar:
− Monteer
74
freeswerktuigen. De montage van
slijp- of polijstschijven is niet toege-
laten.
− Controleer of het freeswerktuig vast
ingespannen is, alvorens de tafel-
freesmachine aan te zetten.
− Controleer of het freeswerktuig vrij
kan ronddraaien, alvorens de tafel-
freesmachine aan te zetten. Draai
het freeswerktuig hiervoor met de
hand voorzichtig rond – Opgelet –
Snijgevaar!
− Bewerk nooit meer dan één werk-
stuk tegelijk.
− Gebruik afhankelijk van de toepas-
77
sing de nodige veiligheidsvoorzie-
ningen om te voorkomen dat u
ongewild in contact komt met het
freeswerktuig. Pas deze veiligheids-
voorzieningen
betreffende toepassing en de werk-
stukafmetingen aan.
− Gebruik een invoerhulp, als u werk-
stukken van minder dan 300 mm
wenst te bewerken.
− Duw het werkstuk tijdens het bewer-
ken steeds uitsluitend tegen de
draairichting van het freeswerktuig
in.
Terugslaggevaar
Het werkstuk wordt door het
freeswerktuig "gegrepen" en naar de
gebruiker geslingerd:
− Gebruik steeds scherpe freeswerk-
tuigen.
− Controleer de werkstukken bij twij-
fel
vreemde voorwerpen zoals nagels,
schroeven of losse takken.
− Gebruik afhankelijk van de toepas-
sing de nodige veiligheidsvoorzie-
ningen om een veilige invoer van
het werkstuk te garanderen. Pas
deze veiligheidsvoorzieningen pre-
cies aan de betreffende toepassing
en de werkstukafmetingen aan.
9.3
Bediening
1.
Monteer freeswerktuig, freesaan-
slag en werkstukaanslag, en pas
79
aan naargelang de toepassing.
Maak eventueel ook gebruik van
een schuifslede, kleminrichting of
van tafelverlengstukken (zie toepas-
singsvoorbeelden).
2.
De freeshoogte instellen:
−Draai de instelhendel (80) naar links.
uitsluitend
toegelaten
precies
aan
op
de
aanwezigheid
80
− Stel de gewenste hoogte in door de
instelhendel omhoog of omlaag te
brengen.
Met behulp van de aanslagruiter
(81) kunt u de hoogte-instelling van
de freesas begrenzen. Dit is bijvoor-
beeld nodig bij het inzetfrezen, wan-
neer slechts een beperkte diepte uit-
gefreesd moet worden.
Om de aanslagruiter de verplaatsen,
draait u de vleugelmoer (82) los,
stelt u de aanslagruiter in en draait u
de
de vleugelmoer weer vast.
− Draai de hefboom naar rechts om
de ingestelde freeshoogte te ver-
grendelen.
3.
Plaats de bedrijfskeuzeschakelaar
in de stand van tafelfreesmachine.
4.
Zet de motor aan.
5.
Zorg voor een juiste houding tijdens
het schaven:
van
6.
Als u stopt met werken, dan moet u
de machine uitzetten.
Toepassingsvoorbeelden
•
Rechte profielen frezen:
1.
Pas alle veiligheidsvoorzieningen en
bedieningselementen aan het werk-
stuk aan zoals op de tekening weer-
gegeven.
2.
Bewerk het werkstuk.
81
82