Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Invliegen Van Het Model; A) Test Van De Reikwijdte; B) De Eerste Start; C) Intrimmen Van Het Model - Reely SKY SR-22 Bedienungsanleitung

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen

Verfügbare Sprachen



10. Invliegen van het model

Nadat u het zwaartepunt, de werking van de motor en de richting van de roerbewegingen gecontroleerd heeft, is uw model klaar voor de eerste vlucht. Wij
adviseren om in ieder geval contact op te nemen met een ervaren modelpiloot of een modelbouwvereniging bij u in de buurt te zoeken wanneer u met het
invliegen van een vliegmodel niet vertrouwd bent.

a) Test van de reikwijdte

Vóór de eerste start moeten de vliegaccu en eventueel geplaatste zendaccu´s volgens de instructies van de fabrikant opgeladen worden. Doe op het vliegterrein
eerst een test van de reikwijdte van de afstandsbediening. Stel hiervoor de zender en vervolgens de ontvanger in werking. Controleer nu de reikwijdte conform
de aanwijzingen van de handleiding van uw afstandsbediening. De zenderantenne moet bij 35/40MHz-afstandsbedieningen volledig ingeschoven zijn en de
ontvangstantenne, die aan het rompuiteinde (bij 35/40MHz-afstandsbedieningen) uitsteekt en tijdens het vliegen nagesleept wordt, mag niet opgerold, omgebogen
of zelfs afgesneden zijn.

b) De eerste start

Zorg voor de eerste start voor een starthelper, die het elektromodel achter bij het richtingroer vasthoudt en het model tegen de wind in los laat, van zodra de
motor op vol vermogen draait.
Onze tip:
Om de vliegpositie van uw model nauwkeurig te kunnen zien, gaat u het beste met iets afstand achter uw helper staan en kijkt u precies in de
vliegrichting van het startende model.
Bij een correcte bouw zal het model na een korte rolfase en een korte uitslag van het hoogteroer onder een vlakke hoek opstijgen. Probeer hierbij zo min
mogelijk te sturen. Pas wanneer het model vanzelf zijn vliegpositie verandert en b.v. een bocht vliegt, te snel stijgt of de neus naar beneden wil drukken,
corrigeert u de vliegpositie met de noodzakelijke stuurcommando's.
Voor de fijngevoelige correctie van de vliegpositie en voor doelgerichte richtingswijzigingen uit de normale vliegpositie zijn slechts kleine resp. korte
knuppelbewegingen bij de zender vereist.
Let op!
Let bij het vliegen altijd op een voldoende vliegsnelheid. Door te sterk aan de stuurknuppel van het hoogteroer te trekken wordt het model te
langzaam en kan over een draagvlak heen gaan kapsijzen.
Vlieg daarom in het begin met voldoende veiligheidshoogte om aan het besturingsgedrag van het model te kunnen wennen. Opdat de eerste landing probleemloos
zou verlopen, moet u meerdere keren na elkaar op voldoende veiligheidshoogte, Telkens met de wind mee en ook tegen de wind in, door verminderen van de
vliegsnelheid (motorvermogen verminderen) en het gelijktijdig „hoogte houden" het stall-gedrag van het model testen.
Het stall-gedrag (ook stromings-stall genoemd) is een niet meer controleerbare vliegtoestand wegens onvoldoende luchtstroming, en is zichtbaar door een
zijdelings kippen over één draagvlak. Het stall-gedrag geeft daarmee de laagst mogelijke vliegsnelheid (met en tegen de wind), waarbij het model omwille van
nog voldoende luchtstroming over de draagvlakken nog voldoende bestuurbaar is.
Het herkennen van deze grenssituatie is voor het latere aanvliegen van de landing een waardevolle kennis voor het kiezen van de landingssnelheid. Probeer
echter niet te ver weg te vliegen om te allen tijde de vliegpositie duidelijk te kunnen beoordelen.

c) Intrimmen van het model

Wanneer uw model bij een rechte vlucht telkens naar één kant trekt, corrigeer dan met behulp van de trimming de noodzakelijke neutrale positie van de
betrokken roeren.
Vliegt u enkele ronden op een veilige hoogte, om te wennen aan het stuurgedrag van het model.
Let op!
Door de compacte vorm moet u het model niet te ver laten wegvliegen; let steeds op een voldoende vliegsnelheid.

d) De eerste landing

Laat de eerste vlucht niet te lang duren, maar probeer het model snel terug te landen. Zo heeft u voldoende tijd om meerdere keren de landingsstrook aan te
vliegen, zonder dat de accucapaciteit daarbij in het gedrang komt.
Net als de start moet de landing altijd tegen de wind in gebeuren. Verlaag het motorvermogen en vlieg grote vlakke cirkels. Trek daarbij niet te hard aan het
hoogteroer om de vlieghoogte gecontroleerd te verlagen.
63

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis