5.
Haal de greepschroef (b) weer aan. Plaats eventu-
eel de borgpen weer terug (c) (0°/ 45°).
6.
De aanslagrail (e) kan op de dwarsaanslag (30)
worden verschoven. Draai hiertoe de kartelbouten
(f) los en schuif de aanslagrail (e) in de gewenste
positie. Draai de kartelbouten (f) weer vast.
m Let op! Schuif de aanslagrail (e) niet te ver in
7.
de richting van de zaagband.
10.3 In de lengte zagen (afb. 24)
Hierbij wordt een werkstuk in de lengterichting door-
gezaagd.
1.
Stel de parallelaanslag (6) aan de linkerzijde (voor
zover mogelijk) van de zaagband (26) overeen-
komstig de gewenste breedte in.
2.
Laat de zaagbandgeleiding (5) op het werkstuk
zakken.
3.
Schakel de lintzaag in. (zie 9.14)
4.
Druk op een zijde van het werkstuk tegen de paral-
lelaanslag (6), terwijl de vlakke zijde op de zaag-
tafel (24) ligt.
5.
Schuif het werkstuk met gelijkmatige aanvoer
langs de parallelaanslag (6) in de zaagband (26).
Aanwijzingen voor de uitvoering van langssneden
• Belangrijk: Lange werkstukken moeten worden ge-
borgd om te voorkomen dat ze aan het einde van de
zaaghandeling omkantelen (bijv. met een rolstaander).
• Stel bij alle snijwerkzaamheden de bovenste zaag-
bandgeleiding (5) zo dicht mogelijk tegen het werk-
stuk worden geplaatst.
• Geleid het werkstuk altijd met beide handen. Houd
deze vlak op de lintzaagtafel (24) om een vastklem-
men van de zaagband te vermijden.
• De aanvoer moet altijd met gelijkmatige druk geschie-
den, die net voldoende is, zodat de zaagband pro-
bleemloos door het materiaal snijdt maar niet blokkeert.
• Gebruik altijd de parallelaanslag (6) voor alle snij-
processen, waarvoor deze kan worden ingezet.
• Het is beter één zaagsnede tijdens een werkhande-
ling uit te voeren dan in meerdere gedeeltes waar-
door zo mogelijk een terugtrekking van het werkstuk
kan zijn vereist.
Als het terugtrekken echter niet wordt vermeden,
moet de lintzaag eerst worden uitgeschakeld. Het
werkstuk pas terugtrekken nadat de zaagband tot
stilstand is gekomen.
• Tijdens het zagen moet het werkstuk altijd met de
langste zijde worden geleid.
100 | NL
•
m Let op! Tijdens het bewerken van smalle werk-
stukken moet absoluut een schuifstok worden ge-
bruikt. De schuifstok (52) moet altijd binnen hand-
bereik op de daarvoor aanwezige schuifstokhouder
(16) aan de achterzijde van de zaag worden be-
waard (afb. 2; 17).
10.4 Uitvoeren van versteksneden (afb. 24, 25)
1.
Om versteksneden parallel ten opzichte van de
zaagband (afb. 25) te kunnen uitvoeren, is het
mogelijk om de zaagtafel (24) van 0° - 45° naar
voren te kantelen.
2.
Draai de snelspanhendel hoekinstelling (23) los-
ser (afb. 24).
3.
Kantel de zaagtafel (24) naar voren. Draai hier-
toe de verstelknop voor de hoekinstelling (22) tot
de gewenste hoekmaat op de graadschaal is in-
gesteld.
4.
Draai de snelspanhendel hoekinstelling (23) los-
ser (afb. 24) weer vast.
5.
m Let op: Bij een gekantelde zaagtafel (24) moet
de parallelaanslag (6) in werkrichting rechts van
de zaagband (afb. 25) ten opzichte van de om-
laag gerichte zijde worden geplaatst (voor zover
de werkstukbreedte dit toestaat) om het werkstuk
tegen wegglijden te borgen.
m Let op! Na elke nieuwe instelling adviseren
wij een testsnede om de ingestelde afmetingen
te controleren.
6.
Voer de zaagsneden uit, zoals onder 10.3 be-
schreven.
10.5 Uitvoeren van zaagsneden met de afschui-
ningsaanslag, (afb. 28, 29)
1.
Stel de afschuiningsaanslag (30) op de gewenste
hoek in (zie 10.2).
2.
Laat de zaagbandgeleiding (5) op het werkstuk
zakken.
3.
Schakel de lintzaag in.
4.
Druk het werkstuk tegen de afschuiningsaanslag
en schuif deze met gelijkmatige aanvoer in de
zaagband.
10.6 Uit de vrije hand zagen (afb. 26; 27)
Een van de belangrijkste eigenschappen van een lint-
zaag is het probleemloos zagen van bochten en radii.
1.
Laat de zaagbandgeleiding (5) op werkstuk zak-
ken.
2.
Schakel de lintzaag in.
3.
Druk het werkstuk goed op de zaagtafel (24) en
schuif deze langzaam in de zaagband.
www.scheppach.com